er Edeling, laat ik, voor ik een besluit neem, nog
eerst myn karakter beter vormen naar dat der Dame, die ik als myne
Moeder eerbiedig! Ik ben zo bedagtzaam, zo bedaart, zo bestendig niet,
als zy, die uwe liefde verdient, behoort te zyn. Ik vorm my zulke
ernstige denkbeelden van het Huwlyk! Ik vrees, dat ik nog niet geschikt
ben, om myne bespiegelingen altoos tot betrachtingen te verhogen. Ik
wagt den Heer Blankaart binnen weinige dagen; laat ik met hem alles
eens overwegen. En gy hebt immers een Vader, myn heer Edeling?
(_Ik voelde die zet_!)
_Ik_. Dat is zo: maar kunt gy een oogenblik twyffelen, of myn Vader
zich niet vereert zoude achten met zo eene Dochter? Hy zal mooglyk
eenige bedenkingen hebben, over het geen de goede man _onderscheid van
Religie_ noemt; gy weet, ik behoor tot Lutersche Gemeente, maar de
Heer Blankaart en myn Vader zullen dat wel vinden.
_Zy_. Indien dat nodig wordt, twijffel ik daar ook niet aan: wat my
betreft, ik zal dit omtrent u zo weinig in aanmerking nemen, als gy
omtrent my deedt. Doch het is nog zo ver niet.
_Ik_. Uw Voogd komt (zo schryft myn Broeder my,) met den Heer Willis
en met hem t'huis, zij hebben elkander te Parys ontmoet. Hoe aangenaam
zullen deeze drie reizigers zyn!
_Zy_. Dan krygen wy elk een Broeder t'huis? want Willis is myn Broeder;
als gy hem kent, zult gy myne keuze billyken.
_Ik_. Dat doe ik nu reeds: ik ken Willis.
De Kerk ging uit, en wy veranderden van discours. Mevrouw Buigzaam en
de beide Dames waren verheugt, my zo veel beter te zien. Ik bleef er
dien gehelen avond tot tien uuren, want Mevrouw deedt ons de eere aan
om te spelen. Nooit hoorde ik zulk een zielen-muziek. 't Is meer dan
kunst! Ik hoop, dat gy 't eens zult horen.
Zy nam occasie, om my alleen te spreken, en zei: "daar, myn Heer
Edeling, lees dit geschrift; dan zult gy eerst uwe beminde Burgerhart
recht kennen: zy weet niet, dat er u iets van bekent is. Hou dit in 't
oog." Ik lei het Papier in myn brieventas; en afscheid genomen hebbende,
spoedde ik naar huis om te lezen. Ik at niet, maar ging, Vader gegroet
hebbende, naar myne kamer. Lees, en dan zult gy kunnen bezeffen, wat in
myn hart, onder het lezen, is omgegaan! Ik heb het voor u gecopieert,
doch moet het te rug hebben, zonder dat gy er iets uittrekt.--Hier op
vertrouwende, geef ik u het
VERHAAL.
_Dierbaarste Vriendinnen_!
Ik begin dan aan een Verhaal, dat my onmooglyk is mondeling te doen;
ik schryf dus. Geloof heilig,
|