ien hij derhalve aan buikloop lijdt, moet hij zijn cel
gebruiken als privaat en den nacht doorbrengen in de meest vunze en
ongezonde atmosfeer. Enkele dagen voor mijn ontslag deed Martin met
een der oudere bewaarders de ronde met het doel om het uitgeplozen
touw en de gereedschappen der gevangenen in te zamelen. Een man die
pas gevangen zat, en tengevolge van het voedsel, zooals steeds het
geval is, aan hevigen buikloop leed, vroeg den ouderen bewaarder
vergunning zijn vuilnisvat te mogen leegmaken wegens den
afgrijselijken stank der cel en de mogelijkheid van een nieuwen
aanval in den nacht. De oudere bewaarder weigerde onverbiddelijk; het
was tegen de voorschriften. De man zou den nacht hebben moeten
doorbrengen in dezen vreeselijken toestand. Martin echter kon dezen
ongelukkige niet in zulk een walgelijken staat zien en zeide dat hij
zelf het voor hem zou doen en deed naar zijn woorden. Dat een
bewaarder het vuilnisvat van een gevangene leegmaakt, is natuurlijk in
strijd met de voorschriften, maar Martin bewees deze daad van
welwillendheid aan den man uit eenvoudige natuurlijke goedhartigheid,
en de man, als van zelf spreekt, was hem er zeer dankbaar voor.
Met betrekking tot kinderen is er in den laatsten tijd heel wat
gepraat en geschreven over den bezoedelenden invloed van de gevangenis
op jonge kinderen. Wat men beweert, is volkomen waar. Een kind wordt
op de ergste wijze bezoedeld door het leven in de gevangenis. Maar de
bezoedelende invloed gaat niet uit van de gevangenen. Hij gaat uit van
het gevangenisstelsel in zijn geheel: den directeur, den geestelijke,
de bewaarders, de eenzame cel, de afzondering, het weerzinwekkend
voedsel, de voorschriften van de commissie van toezicht, de
tuchtmatigheid, zooals men den term ijkt, van het leven. Geen voorzorg
laat men achterwege om een kind af te zonderen zelfs van het gezicht
van alle gevangenen boven de zestien. De kinderen zitten achter een
gordijn in de kerk, en worden ter openluchtoefening gestuurd naar
nauwe zonlooze binnenplaatsen--soms naar een steenen binnenplaats,
soms naar een binnenplaats achter de molens--om te beletten dat zij de
andere gevangenen in oefening zouden zien. Maar de eenige werkelijk
vermenschelijkende invloed in de gevangenis is die der gevangenen. Hun
blijmoedigheid in vreeselijke omstandigheden, hun onderling
medegevoel, hun deemoed, hun zachtzinnigheid, de gulle glimlach
waarmede zij elkaer begroeten, hun volkomen berusting in hun straf
|