afwachting der koffie, tegen-over haar voor het
open raam een pijp te rooken, waartoe zij mij altijd aanspoorde, er
bijvoegende, dat de tabakslucht zulke aangename herinneringen bij haar
opwekte, dewijl zij dan aan haar vader dacht, die kapitein bij het
Regiment Waldeck was geweest, en die zooveel van rooken hield, dat hij
de pijp zelfs niet uit den mond nam, wanneer hij een schoon hemd
aantrok. De oude Juffrouw zat over mij, de een weinig van de jicht
gezwollen voeten op een met groen baai overtrokken bankje houdende,
en knorde van tijd tot tijd op de nieuwerwetsche filtreerkannen en de
koffie, die niet lekken wilde. De kat was op de tafel gesprongen en
vermaakte zich met den sleutelbos, die aan het tinnen koffietrommeltje
hing: een uitspanning, welke zij nu en dan staakte om naar buiten te
zien en aan de vogeltjes, die den pereboom voor het raam op en af
vlogen, een blik toe te werpen, die zoo veel aanduidde, als dat, indien
zij het fatsoenshalve niet liet, zij wel eens jacht op hen zoude willen
maken.
Wij hadden een poos stilzwijgend over elkander gezeten, in die
aangename, rustige gemoedsgesteldheid, welke zoo bevorderlijk is aan de
goede spijsvertering, en waarin men, zonder de hersens met eenig bepaald
onderwerp te vermoeien, de schakel der gedachten volgt, die zich van
zelve ongezocht in het brein ontwikkelen. Ik _recapituleerde_ bij mij
zelven hetgeen zij mij aan den disch had verteld, betreffende de
misslagen en logens voorkomende in zekere onlangs uitgekomene
gedenkschriften, welke ik haar geleend had, en die mij in de gelegenheid
hadden gesteld, opnieuw haar zaakkennis en geheugen op te merken.
"Weet gij, wat mij verwondert?" zeide ik eindelijk, uit mijn mijmering
ontwakende.
"Wat?--Dat ik niet liever de koffie kook, gelijk ik vroeger placht te
doen, dan een filtreerkan te gebruiken?--Gij hebt volkomen gelijk."
"Neen, lieve vriendin! Ik heb niets betreffende uw koffie aan te merken,
die reeds zulke aangename geuren begint te verspreiden, dat, naar mijn
overtuiging, het plechtig oogenblik van inschenken niet ver meer
verwijderd kan zijn; maar ik wilde u mijn bevreemding te kennen geven,
dat iemand, die zooveel gezien en gehoord heeft, waarvan wij ons niet
dan door valsche of gedeeltelijke opgaven een denkbeeld kunnen maken,
die zulk een uitmuntend geheugen heeft, en de pen bovendien zoo goed
te hanteeren weet als gij, er nimmer aan gedacht heeft, zelve eens
gedenkschriften te schrijven."
"In waarhe
|