rsonen
behoort. Het komt mij altoos voor, dat noch Necker, noch Delille, noch
Madame Du Deffant, zich in mijne tegenwoordigheid zoo zouden hebben
uitgelaten als zij deden, wanneer zij vermoed hadden, dat ik hunne
gezegden later openbaar zoude maken. Er is iets heiligs, naar mijn
oordeel, in een gemeenzaam onderhoud: en daarvan mag geen misbruik
gemaakt worden."
"Dat ben ik niet met u eens. Beroemde mannen behooren tot de
nakomelingschap, en zij zijn er zelfs over 't geheel mede gestreeld,
wanneer men aan hetgeen zij gezegd of gesproken hebben waarde genoeg
hecht om het bekend te maken: zelfs dan, als het hun niet tot eer
verstrekt. Zij hebben allen een weinig van de ijdelheid van Herostratus
weg, en wanneer men slechts van hen spreekt, kan het hun minder schelen,
hoe."
"Ieder heeft zijne inzichten; maar ik heb mij niet geroepen geacht, om
iets te doen, waar mijn gevoel tegen opkwam."
"Dan is het jammer, dat gij geen roman geschreven hebt, waar gij uw
kennissen met verandering van naam, tijd, enz. in te pas had gebracht."
"Mijn lieve P.! gij vergeet, dat die kleine bijzonderheden, die thans
aan u en anderen belangrijk voorkomen, omdat zij belangrijke personen
betreffen, of wel omdat ik er zelve in gemoeid ben, al haar aardigheid
zouden missen, indien zij betrekking hadden op onbekenden. Er zijn zeer
weinige zoogenaamde vernuftige gezegden, zeer weinige merkwaardige
voorvallen, die hun waarde niet grootendeels ontleenen aan de namen,
die er mede gemoeid zijn. Zou iemand zich b.v. de moeite ooit getroost
hebben om de zoutelooze kwinkslagen op te teekenen of na te schrijven,
die men aan Cicero toekent, indien gij of ik die gezegd hadden?--En
echter vinden wij die in al de schoolboeken.
"Ik beken gaarne, dat gij dagelijks betere dingen voortbrengt, dan al
wat wij van dien aard in de klassieke oudheid aantreffen: en juist
daarom verbeeld ik mij, dat gij, gebruik makende van de bouwstoffen die
gij hebt, een zeer onderhoudend boek zoudt hebben kunnen schrijven.
"'t Is mogelijk: ik heb het nooit beproefd: en in allen gevalle weet ik
niet, of het mij gelukt zou zijn langs den door u aangewezen weg. Want
het is niet genoeg steen en kalk te hebben, men moet ook de bekwaamheid
bezitten van die aan-een te voegen, indien men er een huis van wil
bouwen: en al heb ik nog zulk een voorraad anecdoten en grappen, ik
diende een lijst te hebben om die in te plaatsen; want gij zoudt toch
niet begeeren, dat ik een boek schreef all
|