eef ik
haar daarin geen ongelijk.
DE UITGEVER.
* * * * *
EERSTE HOOFDSTUK.
WAARIN, ONDER MEER ANDERE WETENSWAARDIGE ZAKEN, HET PORTRET VAN DEN HELD
DEZER GESCHIEDENIS GEVONDEN WORDT.
Dikwijls, mijn kinderen! wanneer wij na afloop van den avond-disch een
naauwer kring om den haard sloten, en ik nog een laatste pijp stopte,
terwijl uw lieve grootmoeder, half wakend, half slapend, nieuwe hieltjes
aan de versletene kousjes der kleintjes breide, en een van u mij met een
vleiende stem toeriep: "och, grootvader! vertel ons nog eens wat van den
Carnaval te Venetien, of van den Landgraaf van Hessen, of van de
Frankforter mis!" heb ik aan uw nieuwsgierigheid voldaan en u eenige der
belangrijkste episoden verteld van die reis, welke ik als jongeling door
Duitschland en Italien deed: ja, zoo menigmalen hebt gij naar het
gepraat van den ouden man geluisterd, dat gij op het laatst mijn
ontmoetingen en wederwaardigheden zoo goed en beter kendet dan ik zelf,
en vaak, wanneer mijn door ouderdom eenigszins verzwakt geheugen te kort
schoot, mij de kleine bijzonderheden herinnerdet, welke tot aanvulling
mijns verhaals moesten strekken. Nimmer echter heeft een uwer mij
ondervraagd betreffende hetgeen mij na mijn terugkomst van die reize
overkomen is; waarschijnlijk omdat gij, wetende hoe kalm en gerust ik,
sedert mijn huwelijk, de dagen mijns levens in den schoot mijns
huisgezins gesleten heb, verondersteldet, dat ik, te huis komende, zoo
maar dadelijk een vrouw en een aanzienlijk vermogen gevonden had, en dat
geene zorg noch wederwaardigheid die dagen van kalmte was voorafgegaan.
Intusschen bedriegt gij u zeer: en het tijdvak, dat onmiddellijk op mijn
reis volgde, was het gewichtigste en, in zijn bijzonderheden, het
belangrijkste mijns levens. Dat ik er tot heden nimmer over gesproken
heb, en ik ook thans, in plaats van u de voorvallen, die daarin plaats
vonden, bij monde mede te deelen, die in geschrifte stel, ten einde gij
die na mijn dood zoudt kunnen te weten komen, moet gij niet aan een
dwaze gril toeschrijven: ik had daar een gezonde reden toe. De
gebeurtenissen, waarbij mij de omstandigheden een werkzame rol deden
spelen of wier invloed zoo krachtdadig op mijn volgenden levensloop
werkte, waren van dien aard, dat zij deels uw jeugdig verstand te boven
gingen, deels voor uw grootmoeder te droevige herinneringen opwekten:
ja, ik zou d
|