chen is gaan de
gordijnen op, en dan zien zij binnen een verraste en blijde familie ...
het huis van een stadsburger moet zijn als een glazen huis.
BERNICK (_schijnt iets te willen zeggen, maar keert snel om en gaat naar
zijn kamer_).
RUMMEL. Laat ons nu nog even voor het laatst alles afspreken. Kom mee,
mijnheer Krap, u moet ons helpen met een paar inlichtingen.
(_Al de heeren gaan de kamer van Bernick binnen. Lona heeft de gordijnen
voor het raam dichtgetrokken en wil juist ook dat voor de openstaande
glazen deur dichttrekken, als Olaf van bovenaf op de tuinpad springt.
Hij heeft een plaid over de schouders en een bundel in de hand_).
LONA. O! Goede Hemel, jongen, is me dat doen schrikken!
OLAF (_verbergt zijn bundel_). Sst! tante!
LONA. Spring je uit het raam? Waar moet je naar toe?
OLAF. Stil; niets zeggen. Ik ga naar oom Johan ... even maar naar de
steiger, weet u ... alleen maar even afscheid nemen. Goeden nacht,
tante! (_Hij loopt weg door den tuin_).
LONA. Neen, blijf hier! Olaf!... Olaf!
(_Johan, gekleed voor de reis, met een tasch over zijn schouders, komt
voorzichtig door de deur rechts_).
JOHAN. Lona!
LONA (_keert zich om_). Wat! Kom je terug?
JOHAN. Ik heb nog een paar minuten tijd. Ik moet haar nog eens zien. Wij
kunnen zoo niet van elkaar gaan.
(_Martha en Dina, allebei met mantels om, en de laatste met een klein
valies in de hand, komen door de verste deur links_).
DINA. Naar hem toe! naar hem!
MARTHA. Ja, Dina, je zult naar hem toe!
DINA. Daar is hij!
JOHAN. Dina!
DINA. Neem me mee!
JOHAN. Wat...!
LONA. Wil je dat?
DINA. Ja, neem me mee! Die andere heeft mij geschreven ... heeft gezegd
dat van avond alle menschen het weten zullen....
JOHAN. Dina, hou je niet van hem?
DINA. Ik heb nooit van hem gehouden. Ik spring in het water als ik zijn
verloofde worden moet. O wat heeft hij mij gisteren vernederd met zijn
arrogante woorden! Wat liet hij mij voelen dat hij een minderwaardige
tot zich ophief. Ik duld niet langer die geringschatting. Ik wil weg.
Mag ik met je meegaan?
JOHAN. Ja, ja ... duizendmaal ja!
DINA. Ik zal je niet lang tot last zijn. Help mij alleen maar om naar
Amerika te komen; help mij een beetje terecht in het begin....
JOHAN. Hoera! Dat zal wel in orde komen, Dina!
LONA (_wijst naar Bernick's deur_). Sst; zachtjes, zachtjes!
JOHAN. Dina, ik zal je op de handen dragen!
DINA. Dat mag je niet. Ik wil zelf vooruitkomen; en daarg
|