hitterend, en Suzette werd altijd zoo driftig als ze iets verkeerds
deed.
--Ik heb al zoo dikwijls verlangd met uw kennis te maken, mevrouw: ik
zou niet gaarne nu de gelegenheid laten voorbijgaan, antwoordde Quaerts.
Ze zag hem aan: het ontstemde haar, dat ze hem niet begreep. Ze wist,
dat hij nog al een Don Juan was. Ze herinnerde zich den naam eener
getrouwde vrouw in verband met den zijne. Zou hij meenen haar wat het
hof te maken? Ze hield anders niet van die aardigheden; ze had nooit van
flirt gehouden.
--Waarom? vroeg ze kalm, en ze verbeet zich dadelijk, want hare vraag
klonk als eene coquetterie en ze bedoelde alles behalve dat.
--Waarom?!
Hij zag haar lichtjes verrast terug aan; hij zat dicht bij haar, Jules
tusschen hen in, op den grond, tegen zijn knie, de oogen gesloten.
--Om ... om, stamelde hij, omdat u de zuster is van mijn vriend, niet
waar, en ik zag u hier nooit ...
Zij antwoordde niet: zij had in hare eenzaamheid verleerd te
converseeren en zij gaf zich er niet de minste moeite voor.
--Ik heb u vroeger dikwijls in de comedie gezien, sprak Quaerts; toen
meneer Van Even nog leefde.
--In de opera, zeide zij.
--Ja.
--O, ik kende u niet.
--Neen.
--Om mijn rouw ben ik heel lang 's avonds niet uitgegaan.
--En ik kom altijd 's avonds bij Dolf mijn visites maken.
--Dus logisch, dat u me nooit hier ontmoette.
Ze zwegen even. Het trof hem, dat ze zeer koud sprak.
--Ik zou wel gaarne aan de opera willen gaan! murmelde Jules met
gesloten oogen. Ach neen, eigenlijk toch niet.
--Dolf zei me, dat u veel las, ging Quarts voort. Volgt u de moderne
litteratuur?
--O ... een beetje. Ik lees niet zoo heel veel.
--Niet?
--O neen. Ik heb twee kinderen en er dus niet veel tijd voor. En het
boeit me nooit veel: het leven is veel romantischer dan welke roman ook.
--U is dus filozoof?
--Ik? O waarlijk niet, meneer Quaerts, ik ben zoo laag bij den grond
mogelijk!
Zij zeide het met haar slecht lachje en hare koude stem: hare stem en
haar lach, als zij bang was, dat men haar verwonden zou in heur geheim
sensitivisme en als zij zich dus verborg, diep in het mysterie van
zichzelve, gevende aan de buitenwereld iets geheel anders dan zij was.
Jules had zijne oogen geopend en zag haar aan en zijn blik, dien hij
niet meer van haar afwendde, hinderde haar.
--U woont allerliefst daar op den Scheveningschen weg.
--O zeker.
Zij zag eensklaps, dat zij onbeleefd van koudheid was en
|