ind wel te doen; jammer, duizend jammer! dat zy niet van
ons Geloof is."
_Ik_. Juffrouw Burgerhart zal, zo dra zy weet, dat gy vriendelyke
gemeenzaamheid niet voor kleinachting in jonge menschen aanziet, u
zeker zo behandelen, als gy wenschen kunt.
_Hy_. Wel, dat's al een raar Compliment, Hendrik. Ben ik dan zo een
Niemands vriend, dat de jonge lieden voor my vrezen? dat zou my
spyten!
_Ik_. Myn waarde Vader, trek er toch dit gevolg niet uit! Gy weet, hoe
pligtmatig ik altoos omtrent u gehandelt heb, en den Hemel dank voor
den braven Vader, dien hy my gaf.
_Hy_. Ja, ik zie zelf wel, dat ik zo niet ben als uw Oom Redelyk, of
als Blankaart, maar dat is zo myn humeur. Nu, zal 't haast lukken?
Wanneer gaat het Huwlyk aan?
_Ik_. Zo dra wy een huis hebben, denk ik.
_Hy_. Wel, is dat de zwarigheid? wagt, met je Vrouw, de occasie hier
by my af: of wil zy niet by zo een knorrig man zo lang komen inwonen?
_Ik_. Daar is geen woord over gesproken; maar ik ben wel verzekert,
dat myn aanstaande Vrouw over haar Mans Vader dus onheusch niet zal
oordelen; en ik bedank u by voorraad allerhartlykst voor deeze
aanbieding.
_Hy_. Waar is uw Broeder Cornelis?
_Ik_. Die eet by den Heer Blankaart.
_Hy_. Wel is 't waar! alle jonge lui zyn even gaarn by hem; maar 't is
ook de beste, de braafste man van de waereld. Hy heeft my ook al zo
eens aan 't oor geweest over uw Broer.
_Ik_. Ja, myn lieve Vader! Keesje heeft, toen hy te Leiden studeerde,
eene Juffrouw leren kennen, die hem boven alle behaagde; en dewyl de
Heer Blankaart die familie kent, en roemt, zoo is 't niet vreemt, dat
hy een woord voor myn Broer gesproken heeft: zy is niet ryk....
_Hy-. (_my in de reden vallende_.) Ben ik dan een gierige schrok? Heb
ik ooit op geld gezien? Als 't anders wel is, zal dat wel gaan; maar
al weer niet van myn Geloof, denk ik?
_Ik_. Dit weet ik met geen zekerheid: de Heer Blankaart zal u alles
wel berichten.
_Hy_. Nu, 't is nog zo verre niet. Hy moet eerst wat praktyk hebben.
Ik hoop, dat hy die zaak op het Oostindische Huis, voor Mevrouw
Buigzaam, maar wel en spoedig zal afdoen: zo hy zich ooit met slegte
zaken bemoeit, onterf ik hem; geen schelmen in myne Familie, zou ik
hopen: dan nog liever Gereformeerde meisjes tot Schoondochters!
Zie daar de kaart van 't land, myne Liefde, indien gy den braven man
weder mogt ontmoeten. Hy zal u zeer lief hebben, maar het u nooit
zeggen; hy zal u overhopen met presenten, en zien of hy
|