n was voor tallooze lezers sinds
de dertiende eeuw de school van het paganisme geweest. Er was geen
grooter blasphemie mogelijk dan de verzen, waarin hij het woord van
Genesis: toen berouwde het den Heere, dat Hij den mensch op de aarde
gemaakt had, met omgekeerden zin in den mond legde van Nature, die bij
hem volkomen als demiurg optreedt:
"Si m'aist Diex li crucefis,
Moult me repens dont homme fis." [1031]
Het blijft verwonderlijk, dat de Kerk, die tegen kleine dogmatische
afwijkingen van strikt bespiegelenden aard zoo angstvallig waakte en zoo
heftig optrad, de leeringen van dit brevier der aristocratie ongehinderd
in de geesten heeft laten voortwoekeren.
* * * * *
De nieuwe vorm en de nieuwe geest dekken elkander niet. Zoogoed als de
gedachten van den komenden tijd uiting vonden in middeleeuwsch gewaad,
zoo goed zijn de meest middeleeuwsche gedachten gezegd in sapphische
metra, met een heelen stoet van mythologische figuren. Klassicisme en
Renaissance zijn twee geheel verschillende dingen. Het litteraire
klassicisme is een oud geboren kind. De Oudheid is voor de vernieuwing
van de litteratuur nauwelijks meer geweest dan de pijlen van Philoktetes.
Niet wat de beeldende kunst, en niet wat het wetenschappelijk denken
aangaat: daar is de antieke zuiverheid van verbeelding en uitdrukking
veel meer geweest dan een dorre staf. Het overwinnen van het overdadige,
van het overdrevene, van het verdraaide, van de grimas en de flamboyante
krul, het is alles het werk der Oudheid geweest. Maar in het litteraire
is de eenvoud en de zuiverheid opgegroeid buiten, ja ondanks het
klassicisme.
De enkelen, die in het Frankrijk der vijftiende eeuw humanistische
vormen aannemen, luiden nog geen Renaissance in. Want hun stemming, hun
orienteering is nog middeleeuwsch. De Renaissance komt eerst, wanneer de
_levenstoon_ verandert, wanneer het getij van doodelijke levensverzaking
kentert, en er een bolle frissche wind gaat blazen; wanneer het blijde
besef rijpt, dat men al de heerlijkheid der oude menschheid, waaraan men
zich al zoo lang gespiegeld had, zal kunnen terugwinnen.
NOTEN:
[992] N. de Clemanges, Opera ed. Lydius, Lugd. Bat., 1613; Joh. de
Monasteriolo, Epistolae, Martene & Durand, Amplissima Collectio, II col.
1310.
[993] Ep. 69 c. 1447, ep. 15 c. 1338.
[994] Ep. 59 c. 1426, 58, c. 1423.
[995] Ep. 40, col. 1388, 1396.
[996] Ep. 59, 67, col. 1427, 1435.
[997] L
|