FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   367   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   >>  
slecht Grieksch als Petrarca, [1022] een echte humanist is hij er niet minder om. Tegelijk evenwel zien wij ook in hem den ouden geest voortleven. Hij wijdt zijn Latijnsche welsprekendheid nog aan de oude middeleeuwsche thema's, zooals de diatribe tegen het huwelijk [1023] of de misprijzing van het hofleven, door Alain Chartier's _Curial_ in het latijn terug te vertalen, of de maatschappelijke waarde der standen, in den veelgebruikten vorm van een twistgesprek, _le Debat du Laboureur, du Prestre et du Gendarme_. In zijn Fransche gedichten doet juist Gaguin, die den Latijnschen stijl volkomen beheerschte, aan de rhetorische fraaiigheden in het geheel niet mee; geen gelatiniseerde vormen, geen hyperbolische wendingen, geen mythologie; als Fransch dichter staat hij geheel aan de zijde van hen, die in hun middeleeuwschen vorm de natuurlijkheid en daarmee de leesbaarheid bewaren. De humanistische vorm is nog niet veel meer dan een gewaad, dat hij aandoet; het zit hem goed, maar hij beweegt zich toch vrijer zonder dien tabbert. Bij den Franschen geest der vijftiende eeuw zit de Renaissance er nog maar los buiten op. Men is veelal gewend, om als een doorslaand criterium van de intrede der Renaissance het opkomen van heidensch klinkende uitingen aan te merken. Ieder kenner van de middeleeuwsche litteratuur weet, dat dit litteraire paganisme volstrekt niet beperkt is tot de sfeer der Renaissance. Wanneer de humanisten God "princeps superum" en Maria "genitrix tonantis" noemen, begaan zij niets ongehoords. Het louter uiterlijke transponeeren van de personen van het christelijk geloof in benamingen der heidensche mythologie is reeds zeer oud, en beteekent weinig of niets voor den inhoud van het religieuze gevoel. Reeds de Archipoeta der twaalfde eeuw rijmt in zijn geestige biecht onbeschroomd: "Vita vetus displicet, mores placent novi; Homo videt faciem, sed cor patet lovi." Wanneer Deschamps van "Jupiter venu de Paradis" spreekt, [1024] bedoelt hij geenerlei onvroomheid, evenmin als Villon, wanneer hij in de roerende ballade, die hij voor zijn moeder maakte, om tot Onze Lieve Vrouw te bidden, haar "haulte Deesse" noemt. [1025] Een zeker heidensch tintje hoorde ook bij het herdersdicht; daar kon men argeloos goden laten optreden. In _Le Pastoralet_ heet het Celestijnenklooster te Parijs "temple au hault bois pour les diex prier." [1026] Van zulk een onschuldig paganisme werd niemand de dupe. En ten overvloede verk
PREV.   NEXT  
|<   367   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   >>  



Top keywords:

Renaissance

 

middeleeuwsche

 

geheel

 

mythologie

 
heidensch
 
paganisme
 

Wanneer

 

geestige

 

onbeschroomd

 

princeps


biecht

 

Deschamps

 

faciem

 

displicet

 

placent

 

religieuze

 

transponeeren

 
uiterlijke
 

personen

 

christelijk


genitrix
 
geloof
 

tonantis

 

noemen

 

ongehoords

 

louter

 

begaan

 
benamingen
 

heidensche

 

gevoel


inhoud

 
Archipoeta
 

superum

 
weinig
 

beteekent

 

Jupiter

 
twaalfde
 
ballade
 

Parijs

 

Celestijnenklooster


temple

 

Pastoralet

 

argeloos

 

optreden

 

niemand

 

overvloede

 
onschuldig
 

wanneer

 
Villon
 

roerende