ien, qui est
a dire gardien de pluralite." [1005]
Toch wil bij hen midden in hun middeleeuwsch allegorischen vorm af en
toe de klassieke visie doorbreken. Een dichter als van dat verwrongen
herdersspel _Le Pastoralet_ geeft in een beschrijving van den god
Silvanus en een gebed aan Pan even een glimp van den schijn van het
quattrocento, om dan weer voort te sukkelen in de uitgesleten sporen
van zijn oude pad. [1006] Evenals Jan van Eyck soms klassicistische
architectuurvormen aanbrengt op zijn zuiver middeleeuwsch geziene
tafereelen, zoeken de schrijvers, louter formeel nog en ter versiering,
antieke trekken te verwerken. De kroniekschrijvers beproeven hun kracht
op staats- en krijgsredevoeringen, contiones, in Liviaanschen trant, of
vermelden wonderteekens, prodigia, omdat Livius het ook deed. [1007]
Daar waar de verwerking der klassieke vormen met den ouden geest het
onvolkomenst uitvalt, leeren wij het meest omtrent de wording der
Renaissance. De bisschop van Chalons, Jean Germain, beproeft het
vredescongres van Atrecht in 1435 te schilderen in den dringenden,
gemarkeerden stijl der Romeinen; het valt uit als een middeleeuwsch
kalenderblad. [1008] Het gezicht op de Oudheid is nog buitengewoon
bizar. Bij de lijkplechtigheid van Karel den Stoute te Nancy komt de
jonge hertog van Lotharingen, Karel's overwinnaar, het lijk van zijn
vijand de eer bewijzen in een rouwgewaad "a l'antique", dat wil zeggen,
hij draagt een langen gouden baard tot op den gordel, waarmee hij een
der negen "preux" voorstelt, [1009] en zijn eigen zegepraal viert. Zoo
vermomd bidt hij een kwartier lang. [1010]
Het antieke wordt voor de geesten in Frankrijk omstreeks 1400 gedekt
door de begrippen "rhetorique, orateur, poesie". Zij zien de
benijdenswaardige volmaaktheid der Ouden bovenal in een gekunstelden
vorm. Al deze dichters der vijftiende eeuw en iets vroeger maken, als
zij hun hart laten spreken en regelrecht iets te zeggen hebben, een
vloeiend, eenvoudig, vaak pittig en soms teer gedicht. Maar als het eens
heel mooi moet, brengen zij er mythologie aan te pas, en precieuze
latiniseerende termen, en vinden zich "rhetoricien". Christine de Pisan
onderscheidt een mythologisch gedicht uitdrukkelijk van haar gewone werk
als "balade pouetique". [1011] Wanneer Eustache Deschamps aan zijn
kunstbroeder en bewonderaar Chaucer zijn werken toezendt, vervalt hij in
de meest ongenietbare quasi-klassieke poespas.
"O Socrates plains de philosophie,
|