ing van Nosjirwan besluit, de Beloetsjen voor hun strooptochten
te straffen en er groote moordpartijen aanrichtte. Zij hielden zich
toen rustig, ten minste gedurende een geslacht, hernamen daarna echter
weer hun roofzuchtige gewoonten, en hun onafhankelijkheid is nooit
duurzaam bedreigd geworden.
Toen de Mohammedanen kwamen opdagen, werd de provincie Kirman veroverd
in de eerste jaren na de Hedsjra, en Beloetsjistan trof weldra
hetzelfde lot. Maar het is twijfelachtig, dat het land permanent
door de Muzelmannen bestuurd is, voor het veroverd werd door Yakoeb
bin Lais van de Saffaren-dynastie. Deze regeerde over een rijk, dat
zich uitstrekte van den Indus tot den Sjat el Arab, maar de voorspoed
duurde niet lang, want zijn broeder Amz werd gevangen genomen door
Ismael van het geslacht der Samaniden en te Bagdad ter dood gebracht.
Intusschen bleven de Saffaren nog verscheiden eeuwen in het bezit van
Beloetsjistan, en zij vormden in den loop der tijden een vereeniging
van opperhoofden. Verschillende arabische reizigers, Masoedi, Istakhri
en Ibn Hankal bij voorbeeld, hebbens ons Makran in dien tijd als een
bloeiend land geschilderd.
Ten tijde van den inval der Mongolen kwam Djelaleddin van Kheiva uit
Indie naar Makran, om zich met de overweldigers te meten, en in 1223
zond Gengis-Khan, toen hij Herat had verwoest, Dehagatai erheen, om
Makran te verwoesten, ten einde de verbindingslijnen met Djelaleddin
af te snijden.
Op het einde van de 13de eeuw voer Marco Polo op zijn terugweg van
China langs Makran; maar het is niet zeer waarschijnlijk, dat de
groote Venetiaan op eenige plaats de kust heeft aangedaan.
In 1839 spreekt een intelligent reiziger Hadji Abdoel Nali van de
verschillende beloetsjistansche hoofden, die razzia's houden in Perzie
en lachen om de bedreigingen van den gouverneur-generaal van Kirman.
Maar sedert 1844 begint Beloetsjistan zijn vrijheid te verliezen. Twee
leden van den stam der Kadjaren werden aangewezen, om het woelige
district te besturen, maar zij slaagden niet in hun pogen, en het
was de verdienste van Ibrahim Khan, de verovering te voltooien van
wat tegenwoordig perzisch Beloetsjistan is. Hij wordt van wreedheid
beschuldigd, en hij had inderdaad een zekere neiging om de slaven te
exploiteeren; maar men moet rekening houden met alle geschenken, die
van hem gevorderd werden en alle geldsommen, die hij moest opbrengen.
Ibrahim Khan ontving de grensregelingscommissie onder bevel van
Sir F
|