lijk aan te
goed deden.
De eenige Europeaan, die voor ons in deze streek is geweest, is
kapitein Grant, een van de wetenschappelijke onderzoekers, op aandrang
van Sir John Malcolm naar Perzie gezonden in het eerste tiental jaren
van de 19_de_ eeuw. Zijn mededeelingen beteekenen niet veel.
Te Ziarat hadden wij de noordgrens bereikt van het kustdistrict,
waarvan de versterking, naar ons gezegd werd, voor ongeveer 5000
francs per jaar is toegezegd. Het water der rivier, die een paar
mijlen geheel verdwenen was, kwam wat hoogerop weer te voorschijn, en
wij gingen door een reeks kleine gehuchtjes en dadelboschjes, om ten
slotte te Nokinja stil te houden, waar wij ons bundels groene rijst
konden aanschaffen voor de paarden en eieren en melk voor onszelven.
Wij waren nu eindelijk buiten het gebied van de afgeronde heuvels,
en de bergketens, waardoor onze weg leidde, eindigden in spitse
kapen boven de bedding der rivier. Onmiddellijk boven Nokinja volgt
de samenvloeiing met de Sirha. Hooger nog was het ons een genoegen,
Geh te bereiken, de hoofdplaats van het district. Ik heb honderden
beloetsjische dorpen gezien, maar Geh, het _Bih_ van den reiziger
uit Arabie, blijft in mijn herinnering gegrift als het mooiste. Een
prachtig boschje van dadelpalmen verrijst bij de bron van twee
rivieren, de Gung en de Kisji; een oud schilderachtig fort staat op
een rots, en alleenstaande, kale heuvels in den omtrek verhoogen den
indruk, dien de frischgroene rijstvelden maken.
Het dorp ligt ongeveer 450 M. hoog. Hoewel wij op het einde van
October waren, wees de thermometer 's middags bij de 38 deg. C.
Geh met Kasakand ten oosten en Bint ten westen vormen de drie steden
van perzisch Makran, waar de reiziger aankomt, als hij van de kust het
land in gaat. Ze moeten alle drie hetzelfde aantal inwoners hebben,
dat de twee duizend niet te boven gaat, naar het ons scheen.
Wij kregen een bezoek van Sjakar Khan, oudsten broeder van Sardar
Hussein Khan, die den ouden staat van zaken in de provincie
vertegenwoordigt en zich Beloetsjistan herinnert op den tijd, toen
het onafhankelijk was van Perzie; natuurlijk keurt hij de opgetreden
verandering af. Enkele inwoners spraken het Hindostansch, en wij
hoorden, dat zij een weinig handel dreven met de kust. Visch was een
der handelsartikelen; zij wordt nog verkocht, als ze reeds vrij oud is
geworden. De toestand der bevolking was er treurig, want de gouverneur,
die niet als in Perzie wordt in bedwa
|