uit,
dat men ons van zulk een daad verdacht had, waarover de Perzen zich
op hun beurt teleurgesteld toonden.
De beide commissies waren uit de meest verschillende elementen
samengesteld, Engelschen, Perzen, Beloetsjen, soldaten der geregelde
en ongeregelde troepen. Wij hadden veel kameelen bij ons en ezels en
muildieren, alsook een kudde schapen en geiten.
Wij bleven veertien dagen te Djalsk, gedurende welken tijd men de
grenspalen zette, die de palmboschjes van Mesjkil bij Kelat voegden,
zooals te Teheran was afgesproken. Het meer noordelijk gelegen
district was slechts woestijn, en kolonel Holdich stelde, om een
nieuwe wintercampagne te vermijden, voor, als grens de ketenen aan
te nemen, die naar 't Zuidoosten liepen van den Koeh-i-Malik-Sia af
en dan alleen een vliegende colonne uit te zenden voor de exploratie.
Toen de Pers dat goed had gevonden, bleef er niet anders te doen dan
te beschikken over enkele niet belangrijke palmbosschen. Daar ik er
in 1893 in Sarhad over had hooren spreken en ik enkele aanteekeningen
over die quaestie had gemaakt, ging de zaak gemakkelijk.
De oase van Djalsk is zeer groot, zij beslaat een tiental vierkante
kilometers. Men vindt er overal dadelpalmen, waaronder gerst en
tarwe en boonen groeien, en in de tuinen treft men granaatappelen,
vijgenboomen en wijnstokken aan. Een moerassige plas ligt midden in
de oase, die acht verspreid liggende dorpen telt.
In de oase zijn een zeker aantal bouwwerken in het bezit van koepels;
zij bevatten de graven van een oud vorstengeslacht, dat over
Beloetsjistan heeft geregeerd.
Op het perzische Nieuwjaar 21 Maart, even voor wij uiteen zouden
gaan, onstonden nog weer quaesties over den voorrang tusschen den
gouverneur van Beloetsjistan en den vertegenwoordiger van den Shah,
maar door wat schikken en plooien liep alles goed af.
Den volgenden dag vertrokken wij vroeg van Koeak na een
allerhartelijkst afscheid. Zoo eindigde het werk van de
perzisch-beloetsjistansche commissie.
Wij moesten nu tot Quettah door Britsch Beloetsjistan reizen. Dat
land heeft nog geen historieschrijver gevonden tot heden, ofschoon het
materiaal voor zijn historie gereed ligt. Aardrijkskundig breidt het
westelijk deel zich als woestijn naar het Noorden uit tot de woestijn
Helmand en bestaat in het midden en het Zuiden uit lange, smalle dalen,
die met de grootste regelmaat van het Noordoosten naar het Zuidwesten
loopen. Meer oostwaarts komt men in de beloetsjistansc
|