rederick Goldsmith niet al te vriendelijk, en pas was de
commissie, die de perzisch-beloetsjistansche grens geregeld had,
vertrokken, of hij maakte zich van Koehak meester, dat niet aan hem
was toegewezen. Hij stierf in 1884, na dertig jaren in dezen hoek
van Perzie het bestuur te hebben gevoerd. Zijn zoon stierf eenige
maanden na hem, en zijn schoonzoon werd gouverneur, maar werd in 1887
vervangen door een Turk, Aboel Fath Khan, om echter weldra weer tot
gouverneur te worden uitgeroepen. Deze Zein ul Abidin Khan regeerde,
toen ik er in 1893 kwam, en hij had later twee opstanden der Beloetsjen
te onderdrukken, een na den moord op den Sjah in 1896, en den anderen
in het daarna volgende jaar.
Tegenwoordig, nu de britsche regeering den verkoop van geweren
verboden heeft, is Beloetsjistan afhankelijker dan ooit; maar het
vooruitzicht is niet schitterend. De luiheid en onverschilligheid
van dit volk zijn zoodanig, dat ik meen te kunnen voorspellen, dat
binnen honderd jaar na dezen hun leven niet meer dan thans van dat
der patriarchen zal verschillen.
Voor onze reis waren, dank zij den heer Lovell, de kameelen
gereed. Maar de Beloetsjen hadden geen touwen, en buitendien bleek
het uiterst moeilijk, de lasten te verdeelen. Zij beklaagden
zich buitendien over de zwaarte der vrachten, die een perzisch
muilezeldrijver licht zou hebben gevonden. Wij deden hierbij de
belangwekkende waarneming, dat ieder kameel een eigenaar had, en dat
er soms een viertal aanspraak maakte op hetzelfde dier.
Wij besloten eindelijk onszelven met de verdeeling der vrachten te
belasten, en wij vertrokken laat in den namiddag, om tot Tiz te gaan
op twaalf kilometer afstands. Eerst gingen wij door het dorp Sjahbar,
waar veel hindoesche kooplieden woonden en waar alles vuil en leelijk
was, behalve de enkele boomen, die er stonden; vervolgens bestegen
wij geleidelijk het rotsachtige gebergte, dat het dorp scheidt van
Tiz. Die laatste plaats is veel beter gelegen dan Sjahbar, daar zij
zich bevindt aan den uitgang van den hoofdweg naar het binnenland
over Kasakand, die volkomen den weg langs de kust beheerscht, welke
oostwaarts in zigzag van het gebergte daalt en naar het Westen door
een opening tusschen de rotsen de zee bereikt.
Het was te laat, om de ruinen te gaan zien, die trouwens nu uit niet
anders bestaan dan een duizendtal graven. Wij hadden nog juist den
tijd een blik te slaan op het oude perzische fort, twintig jaar geleden
gebouwd, om Sjahb
|