had ziltig water, dat ook de minst verwende
onzer soldaten ondrinkbaar vonden, en het speet ons zeer, dat wij
een vat bier aan onze perzische collega's hadden afgestaan en dat
ons meel beschimmeld en oneetbaar was.
Wij stegen intusschen aanhoudend, zooals ook onze aneroide barometers
aanwezen. De tochten waren uiterst eentonig; de eene dag volgde
den anderen, zonder dat men ergens een teeken van leven te zien
kreeg. Intusschen waagden wij ons aan gissingen omtrent de oorzaken,
die de bevolking uit het dal hadden doen vluchten. Wij zagen op
de terrasvormige hellingen hier en daar nog hoopen aardewerk
en gereedschap. Natuurlijk had de krijg velen verdreven; maar
buitendien had in dit district, zoowel als in de naburige provincies,
de vernieling der bosschen een vermindering in de hoeveelheid regen,
die er viel, teweeggebracht, had de bronnen doen opdrogen en had ten
laatste de bevolking op de vlucht gedreven.
Toch kan men zich hier wel water verschaffen, en artesische
putten zouden zeker uitstekende diensten kunnen bewijzen; maar wat
mij vooral trof, was de geschiktheid van het land voor de teelt
van kameelen. Overal was de grond dicht bedekt met kreupelhout,
terwijl het klimaat deed denken aan dat van een groot deel van
Afghanistan. Kameelen, die daar werden grootgebracht, zouden zeker
den dienst over de grenzen kunnen waarnemen, wat niet het geval is
met de kameelen uit de vlakte. Zelfs in den jongsten afghaanschen
oorlog heeft, zegt men, de miskenning van deze waarheid den dood van
zes-en-dertig duizend kameelen veroorzaakt, en niet alleen bracht dat
verlies den geheelen transportdienst in de war, maar het veroorzaakte
ook veel ziekten. Het blijft in elk geval te betreuren, dat men geen
gebruik maakt van deze woeste streek, waar wij 320 K.M. ver geen
teeken van leven zagen.
Te Nagha Kelat, waar wij twee dagen bleven, om onze kameelen te laten
uitrusten, maakten wij van het oponthoud gebruik, om de reusachtige
ruinen, die er zich bevinden, te gaan zien; vooral die van groote
waterreservoirs of _gobasta's_ waren interessant.
Het werd einde April, toen we Kelat bereikten, de hoofdstad van
Beloetsjistan, op de aanzienlijke hoogte van 2100 M. gelegen. De
stad heeft een bevolking van bij de 50,000 inwoners, die in aantal
wisselt met de seizoenen; midden in den winter is de stad zoo goed als
verlaten. De bazars zijn zeer middelmatig, en men ziet aan alles, dat
de hier wonende menschen ver beneden de Perzen staan in d
|