at het district water genoeg heeft,
om bij een goed bestuur een welvarend land te worden.
IV
Grensregeling tusschen Perzie en Beloetsjistan.--Van Kirman
naar de grensstad Koeak--De grensregelingscommissie.--Vraag
naar den voorrang.--Het werk der commissie.--Van Koeak
naar Kelat.
Ik was in Kirman in December 1895. Sinds eenige maanden hadden
onderhandelingen plaats met de perzische regeering ter zake van
de grenslijn tusschen Malik Sia en Koeak, die nog niet juist was
afgebakend, maar de winter was begonnen, zonder dat men tot een
beslissing was gekomen. Toen reisde in de laatste dagen van December
de perzische commissaris Ali Achraf Khan door Kirman, en enkele
dagen na zijn vertrek werd mij uit Teheran getelegrafeerd, dat ik
benoemd was tot de post van assistent-commissaris. Mijn zuster gaf
er de voorkeur aan, mijn reis, die vermoeiend en oncomfortabel was,
met mij mee te maken, liever dan de vriendelijke aanbieding van lady
Durand aan te nemen, bij haar te komen logeeren.
De toebereidselen voor den tocht waren nog al omslachtig, het was
een lange reis en wij moesten vooraf zorgen, hier en daar proviand
te vinden en daarbij hulpkameelen, als de andere vermoeid waren;
onderzoeken, waar water te krijgen was enz. enz. Bovendien waren
onze bedienden niet ingenomen met het denkbeeld van de reis door
Beloetsjistan en moesten telkens aangemoedigd worden.
Het was reeds zeer koud te Mahoen, onze pleisterplaats; te Hanaka,
waar de karavanserai op een hoogte van bij de 2400 M. ligt, was
het werkelijk arctisch koud, maar te Rain, op de zuidelijke helling
van den Djoeparketen, werd het weer gelukkig minder ijzig. Langs de
rivier, de Sandoe, ging het naar Abarik een moeilijk eindweegs door
het geaccidenteerde terrein. In de warmere streken gekomen, voelden
wij ons vermoeid en niet in staat tot eenige inspanning. Wij waren
in het district Fehroed, en Abarik en Fehroed zijn in Perzie berucht
om den hevigen wind die er veelal heerscht. In een gedicht heet het
dat, den wind wordt gevraagd, waar hij woont en dat hij antwoordt:
"Mijn armzalige woning is in Fehroed en ik bezoek dikwijls Abarik en
Sarbistan." Dit laatste dorp ligt aan den rechteroever van de rivier,
waar ik in 1894 bij hevigen storm kampeerde.
Een nog al vervelende rit langs de droge rivierbedding bracht ons te
Darzin. Het dorp is bekend om zijn vroegeren rijkdom. In de 12de eeuw
zegt een schrijver: "Wij stonden op het dak van het paleis te Darzin,
e
|