oon was een zak met roepijen
van den eenen post naar den anderen langs de lijn te verzenden, waar
ieder op zijn beurt zijn soldij uit nam. Een enkele maal maakte een
ambtenaar misbruik van dit vertrouwen, en hij moest zijn land verlaten,
wat voor een Beloetsje de zwaarste straf is.
Na een dag van welverdiende rust daalden wij verder langs het
vruchtbare dal der Pip. Te Ispaka waren we aangekomen in het district
Fahradsj, en wij ontdekten de eerste vertegenwoordigers van het
perzische element, in de gedaante van twee of drie soldaten en een
sergeant. Daar de Beloetsjen nooit met andere Perzen in aanraking
komen, dan met menschen, die belasting komen innen, zijn de Perzen
er zeer gehaat. Ze worden Gagars genoemd, verbastering van Kadjaren,
de naam der regeerende dynastie.
Den volgenden dag kwamen we op onzen tocht naar de rivier, de Bampoer,
in het dorp Kasimabad en daarna te Bampoer, het vroegere stadje,
dat de oude hoofdstad van Beloetsjistan is en waar nu niet meer dan
een paar honderd vuile hutten staan; een dadelbosch was er niet en
wij moesten kampeeren in een slordige omgeving, die oudtijds een tuin
zal zijn geweest.
Zein ul Abidin Khan, de gouverneur, had mij geschreven, dat hij
mij te Fahradsj wachtte, dat op vier mijlen afstands lag en veel
belangrijker is, daar het ongeveer twee duizend zielen telt, het
garnizoen erin begrepen. Zein ul Abidin Khan ontving ons vrij koel;
onze belangstelling kwam hem blijkbaar wat verdacht voor, zooals zij
dat veel Oosterlingen doet, maar na enkele moeilijkheden werden wij
ten slotte goede vrienden.
Ons doel was nu eerst het district Sarhad, waarvan nog zoo weinig
bekend is en waarheen wij den eersten December 1895 ons op weg
begaven. Een der eerste dagen, toen wij, na het dal der Konar
Rud te zijn doorgegaan, te Sonar waren, werden wij eenige dagen
opgehouden door een aanval van dysenterie van Brazier Creagh. Met
twee kameeldrijvers deed ik de volgende dagen de bestijging van
den Hamant, om het land te verkennen. Die berg is 2320 M. hoog, hij
is ten onrechte voor een vulkaan gehouden. De tocht was moeilijk,
vooral het dalen ging bezwaarlijk. Van den top hadden wij een ruim
uitzicht over het zuiderdistrict, dat een eentonig veld van lage
bergen geleek; maar in alle richtingen was het panorama prachtig,
al konden wij tot onze spijt den grooten vulkaan Sahrad niet zien.
Twee dagen later overschreden wij op 1680 M. hoogte de waterscheiding
tusschen de Bampoer en de Mesjk
|