van den onderkoning van Indie, terwijl de perzische afgevaardigde
den koning der koningen zelven vertegenwoordigde. Het debat zou zich
dagen aaneen hebben kunnen voortzetten; het liep hierop uit, dat,
daar de perzische commissaris en de gouverneur van Beloetsjistan mij
te Kirman een bezoek hadden gebracht en te Fahradsj, zij niet konden
nalaten, nu hun opwachting bij mijn superieur te maken.
Toen de Perzen kwamen, bewezen wij hun alle mogelijke eer. Maar wij
hadden samen slechts een zeer kort gesprek, wat voor een deel het
gevolg was van het feit, dat het Perzisch, 't welk in Indie wordt
gesproken en dat van Iran twee geheel verschillende talen zijn. Men
had in Indie niet genoeg met dat verschil rekening gehouden, zoodat
onze tolk, die voor zijn bemoeiingen een zeer hoog salaris kreeg,
zelfs niet in staat was een brief te vertalen, en dat de geheele taak
der vertolking op mij neerkwam.
Het uitgangspunt voor het werk der commissie lag aan de Mesjkil
tegenover Koeak; een kunstmatige heuvel werd op den linkeroever
opgericht, niet zonder eenigen tegenstand. Maar voor de plaatsing
van den tweeden grenspaal was langere discussie noodig. Als mijn
zuster den heuvel niet beklommen had, waar wij den hoop steenen
opstapelden, zou nooit de dikke gouverneur van Beloetsjistan in de
beklimming hebben toegestemd. Eenmaal boven, werd hij, na op adem te
zijn gekomen, weerspannig en verklaarde, dat wij hem een kostelijke en
vruchtbare provincie afnamen; feitelijk was het een lapje van twintig
aren. Het feit, dat de grenzen reeds zoo te Teheran waren getraceerd,
beteekende voor hem niets; wij lieten zijn vrienden hem kalmeeren.
De onvermoeide kolonel Wahab verliet ons hier, om de Siaharketen te
bestijgen, en wij gaven hem het denkbeeld aan de hand, zich te doen
vergezellen door Soliman Mirza, vertegenwoordiger van den gouverneur
van Kirman. Deze stemde daar slechts noode in toe; maar hij besteeg
toch piek na piek met zijn engelschen collega, die een volleerd
bergbestijger was.
De beide commissies begaven zich toen in twee etapes naar Isfandak
en van daar naar Djalsk over den Bonsazpas, aan welks begin
wij kampeerden. Daar deed zich een nieuw incident voor, want de
perzische commissaris had laten rondstrooien, dat een grenspaal ten
westen van den pas was geplaatst, hetgeen de gemoederen ten hoogste
verontrustte. Wij gingen ons overtuigen, dat het niets anders was dan
een paal voor de triangulatie, en wij drukten er onze spijt over
|