kking die
als uithangbord boven dit vertoogjen in zoo passend gezelschap
geplaatst is. Een opschrift alzoo: _on its right place_.
Een _specialiteit_ is ...
Lieve lezer, ik weet het waarachtig niet!
Zou ook dat woord misschien 'n _deun_ zyn, de basnoot waarop armoed
aan denkvermogen 't maseurige wysje doedelt van den _right man_?
* * * * *
Na de duidelyke uiteenzetting van de beteekenis die we aan 't woord
_specialiteit_ moeten hechten, behandelen wy nu--ik hoop even
afdoende--de vraag waar zoo'n specialiteit behoort geplaatst
te worden?
Wel ... niets eenvoudiger. _On the right place_, natuurlyk.
Wie daarmee niet tevreden is ...
De bakker by z'n oven, de smid voor z'n vuur, de kat achter de kachel,
en ROLLET in 't tuchthuis, als 't waar is althans, wat BOILEAU van
dien heer zeide.
En waar specialiteiten _niet_ behooren? Allereenvoudigst alweer!
ROLLET op 't kussen, enz. enz.
* * * * *
Het doet me waarlyk genoegen de verhandeling in drie deelen zoo goed
en kort te hebben afgedaan. Ik gunde me ditmaal den tyd niet, den
lezer te vervelen. Daar echter m'n blaadje nog niet vol is, vraag ik
't woord voor 'n klein verhaal. Misschien stelt het den lezer
eenigszins schadeloos voor de lankdradigheid van de verhandeling.
Aan 'n table-d'hote in den Haag, sprak ik. Dit moet vermeld worden als
'n uitzondering, dewyl anders gewoonlyk _myn_ specialiteit in zwygen
bestaat. Maar 'n zeer byzondere reden drong my ... och, ik zeg niet
gaarne waarom ik deel nam aan de konversatie.
Er was spraak van handel, winkeliers-_smart_, kramers-_humbug_,
koopmanstrouw en verdere Nederlandsche volkomenheden. Ik had 'n paar
bydragen geleverd, doch met weinig succes. Men vond ze niet pikant. 't
Is dus met schroom dat ik die nu herhaal, maar ze kunnen by 't
afspinnen van m'n vertelling niet gemist worden.
Ik verhaalde dan hoe 'n gefortuneerd jong-mens middel had weten te
vinden om 'n zoogenaamd arbeiders-horloge van koper, voor honderd
gulden te verkoopen aan 'n "vriend" die 't ding slechts uit de verte
gezien had. De handige verkooper had zorggedragen zich te onthouden
van de verzekering dat het van goud was, en op 't schertsend bod van
den ander, die meende met 'n tamelyk kostbaar werk te doen te hebben,
driemaal gevraagd: _meen je 't?_
--Ja, ja, ja, was er geantwoord, ik meen het!
--Daar heb je 't dan! werd er gezegd en ernstig volgehouden door den
ander,
|