t door de verdienste van uw vader die, om niet _niets_ te zyn,
zich _garde-noble_ had laten maken, en regent van een besjes-gesticht ...
--Van 'n oude-mannenhuis!
--Van 'n oude-mannetjeshuis! Ge waart voorbeschikt ... een-en-ander te
zyn. Ge voeldet uw roeping, gy ruimdet alle hindernissen uit den weg,
ge verhieft u boven stof en onstof, ge zweefdet en doorvleugeldet ...
--Gut, ik wist niet dat ik zooveel byzonders uitrichtte. Ik ben
dykgraaf geworden, en lid van ...
--Van een-en-ander!
--Ja, omdat m'n vrouw zei dat het rondslenteren van 'n man in huis,
zoo lastig was voor de booien, en dat m'n gekibbel met de tuinknechts
't humeur bederft. Ook heb ik aanleg tot zwaarlyvigheid.
Dit was zoo. We zagen dien buik reeds optreden als getuige tegen de
mogelykheid van geldgebrek.
--Ik werd wat dik. En als dykgraaf doe ik nu eens in de maand 'n
toertjen om de zitting van 't kollegie by te wonen. Want ik zeg maar,
'n mens moet ...
--Een mens moet _iets_ zyn. Juist daartoe heeft de goede
Voorzienigheid ons hoog-water gegeven, om 't mensdom instaat te
stellen tot het voortbrengen van dykgraven. Neem 't water weg, geen
dyken. Zonder dyken, geen Graven. Zonder Graven ... 'n man te veel
over den vloer, en gekibbel met de tuinlui. _Allah akbar_ ... m'nheer
VAN 'T EEN-OF-ANDER, _allah akbar_! gelyk de groote Profeet zoo wel
gezegd heeft, zonder nog iets te weten van dykgraven en hoog-water. Ge
moet _iets_ zyn. Gy hebt het gezegd. Niet de waanwyze PYTHAGORAS heeft
ditmaal gesproken, maar _gy, gy, gy_! Wat hebt ge gezegd? De mens moet
_iets_ zyn. _Hoe_ hebt ge dat gezegd? Met de daad bewyzende dat ge
oprecht waart. Gy werd iets, dykgraaf en ... een-en-ander. _Waarom_
hebt ge 't gezegd? Omdat uw verheven vader lid was in 'n besjeshuis ...
--Regent van 'n oude-mannenhuis ...
--Regent van 'n ouwe-mannenhuis! In welke omstandigheden hebt ge 't
gezegd? Te midden van "booien" dien ge in den weg liep, en kibbelend
met 'n tuinknecht. We kunnen nu overgaan tot de schepping der wereld.
In Genesis I vers 27, zien we den mens verschynen. Dat was zoo'n
groote kunst niet, en wel beschouwd is Adams verdienste in dit opzicht
bitter klein. Gy, Adam II, vergenoegdet u niet met de verschyning ...
ge zaagt in, dat men iets _wezen_ moest, en liet u dykgraaf maken, en
lid van ... een-en-ander.
--Maar ik wist inderdaad niet ...
--Verheven onkunde! Schitterend wanbesef van eigen volkomendheid!
Nederigheid in oneindige machtsverheffing!
|