ak voortvloeiden.
Maar ... eindelyk toch komt het tydstip waarop hy zoo-lang wachtte. Na
't doorloopen van allerlei kursus in zaken die hem vreemd waren, en
waarin-i zoo goed mogelyk zich richtte naar 't voorbeeld van wien _hy_
aanzag voor specialiteiten in hun vak--de onnoozele! roept men hem op
tot verkondiging ...
Hy is gereed. "De huisvesting der troepen alzoo ...
Alweer mis! Heeft men ooit dommer onbruikbaarder schepsel gezien dan
zoo'n geleerde! Daar zou hy waarlyk den minister die gesteund moet
worden, 'n brandhout voor de voeten gooien, of: den minister die
vallen moet, steunen!
Zoo wordt alles gesmoord, vernietigd. Waarheid, vrucht van gemoedelyk
onderzoek, religie der wetenschap, hospitalen, volksvoeding, vaccine,
prostitutie ... neen, nu zeg ik 'n woord te veel, een woord.
* * * * *
De zaken kunnen zich evenwel anders toedragen. _Variis modis male
fit_. Stellen wy eens dat de thesis die onze specialiteit te bepleiten
heeft, ten-laatste wel "aan de orde" komt, en dat het geoorloofd is
haar te behandelen. Hy spreekt. Men luistert naar hem. Men geeft hem
de eer die hem als _bevoegde_ toekomt.
_Wie_ geeft hem die eer? _Wie_ luistert?
De Kamer?
Geenszins. Slechts 't gedeelte der Kamer dat de verkondigde nieuwe
leer kan gebruiken in 't program van den kinderachtigen partystryd.
De waarheid wordt niet ingehaald om haarzelfs-wil, maar om haar
opportuniteit als oorlogswapen. De _bekwame_ specialist bedroeft zich
over 't misbruik dat hy ziet maken van z'n arbeid, en gevoelt dat elke
_leugen_, wanneer ze maar gelyke partydienst doen kan als de door hem
gevonden _waarheid_, even welkom als deze zou geweest zyn.
Doch, meent men, z'n mededeelingen zyn nu eenmaal aangehoord ... ze
zullen doordringen?
O zeker. Het staat in de macht van geen Parlement ter-wereld, de
waarheid _op-den-duur_ te smoren. Maar ik blyf beweren dat de
verkondiging op _die plaats_ haar 't licht doen zien in zeer nadeelige
konditien. De onvervalschte verspreiding wordt tegengewerkt en
vertraagd door de lokaaltint van pseudo-staatkunde _tendance_ die
onafscheidelyk is van elke parlementaire handeling.
Het doet er voor den eisch van m'n betoog volstrekt niet toe, of de
wetenschappelyke meening van onzen _bekwamen_ specialist samenvalt met
de belangen der meerderheid, of met die van 't ander deel der
vergadering. De hulde dergenen in wier kader z'n opinien passen, heeft
minder waarde dan wanneer z
|