aarvoor
hield. Waar-i soms inkompetentie aanvoert, mag en moet ze gegrond
wezen op een-of-ander wetsartikel dat z'n jurisdiktie bepaalt, nooit
op z'n onwetendheid in 't algemeen, of z'n gebrekkige kennis der
byzondere zaak die aan z'n oordeel onderworpen werd. Veel minder nog
op z'n zedelyke onvolkomendheid die hem zou kunnen verlokken tot
toegeven in partydige liefde of haat. Het is dan ook om redenen van
dezen aard dat algemeene wysbegeerte, d.i. '_t streven naar waarheid_,
zoo dikwyls lynrecht tegenover de eischen van een "vak" staat. Maar 't
ideaal van volkomendheid dat we moeten trachten te bereiken, noopt ons
dit verschil in opvatting zooveel mogelyk te verevenen. Het is daarom
onze plicht geen certifikaten van bevoegdheid uittereiken aan _valsche_
specialiteiten, en vooral niemand tot specialiteit uitteroepen, die zeer
in 't byzonder onbevoegd is. Dat 'n _Rechter_ in wiens uitspraak we
genoodzaakt zyn te berusten, niet altyd _rechtspreekt_, is nu eenmaal
de verdrietige waarheid, maar onzinnig zou 't wezen, daarom by-voorkeur
den zoodanige tot rechter te benoemen, van wien niets of weinig anders
ware te wachten dan onrecht. Onder billardspelers bestaat de gewoonte,
by verschil van meening over 't aantal behaalde punten, zich te
onderwerpen aan de uitspraak van den markeur "_die 't weten moet_."
Onze eerbied voor 'n rechterlyke uitspraak heeft geen steviger
grondslag dan die "_voor bevoegd houden_" van 'n droomerig jongetje.
Toch verbeeld ik me dat 'n wakkere, oplettende--en vooral 'n
_integre_!--markeur te verkiezen is boven 'n slaapkop of 'n bedrieger.
Wil men deze vergelyking omtrent de kracht en de strekking van
konventioneele bevoegdheid verder uitstrekken of hooger opvoeren, dan
wys ik op 't _zeer rationeele_ katholieke leerstuk der pauselyke
onfeilbaarheid, 'n dogma dat gewoonlyk verkeerd wordt voorgesteld door
protestanten en protesteerende katholieken, twee soorten van
dissidenten die middel vonden om de ongerymdheid van de geloovery
optevoeren tot hoogere machtsverheffing. De tegenwerpingen: "hoe kan
een aan allerlei _menselyke_ onvolkomenheden onderworpen _mens_
onfeilbaar wezen?" en: "wat al pausen die dwaasheden beginnen, of
zelfs misdaden!" houden geen steek. Het is voor den geloovigen
katholiek die de eenheid der kerk bewaard wil zien--en juist _dit_ is
de eisch van 't katholicismus--de vraag niet, of zekere persoon dien
men paus maakte, dwalen kan, maar: of men niet tot handhaving van dien
eigenaard
|