't nu, _in het belang der
zaak_, m'n plicht die betrekking aantenemen? Wordt de door my
verkregen kennis het voordeeligst aangewend _in_ of _buiten_ die
kamer? Dat is de vraag?
Ik beweer dat de _bekwame_ specialist, na zich deze vraag ernstig te
hebben voorgelegd, geen annihileerd lidmaatschap aannemen mag. Hy mag
'n kennis niet versplinteren. Hy mag het deel der wetenschap, waarover
hy te beschikken heeft, niet onderwerpen aan reglementen van orde, aan
konventioneele parlements-usantien, aan wanbegrippen over party-plicht.
Hy mag de religie van z'n vak niet blootstellen aan de schande van 'n
stryd met onkundigen, waaronder er zyn die op toevallig ambtgenootschap
het recht gronden van onbeschaamdheid. Hy mag dit niet, en ... 't
geschiedt ook niet! Want ... wie inderdaad als specialiteit bekwaam is,
_bedankt_. Hy komt, na de vragen die hy zich--altyd in 't belang der zaak
--voorlegde, tot de slotsom dat-i z'n talenten, z'n kennis en z'n
bekwaamheid het voordeeligst aanwendt door het _individueel_ verkondigen
van wat hy ter-zake dienstig oordeelt. Hy biedt de vruchten van z'n
arbeid aan volk en vertegenwoordiging _beide_, en wacht ...
Wyst men daarop z'n slotsommen af? Mislukt hem 't gepoogd overplanten
zyner denkbeelden? Welnu, dan juist blijkt hem dat hy zichzelf, z'n
arbeid, en z'n "Publiek"--in en buiten de Kamer--goed beoordeeld
heeft. De specialist die, ongestoord arbeidende met al de kracht eener
alleenstaande individualiteit, geen bres beukte in den dikken muur van
algemeene onkunde, zou waarlyk dien muur niet hebben omgeworpen,
indien hy de kracht van z'n geest had verwaterd door oplossing in een
onevenredig-groot aantal deelen ... anderen geest.
Dit laatste beeld is weer onjuist, en te flauw voor de zaak die ik
daarmee wil kenschetsen. De invloed namelyk van den specialist wordt
niet alleen _verzwakt_ en _verlamd_ door z'n opgaan in een groot
heterogeen geheel, maar die invloed wordt door tegenwerking
_vernietigd_, of althans dit kan 't geval zyn. De mogelykheid bestaat
dat 'n nuttige waarheid die kans had op bevruchtend doordringen, voor
langen tyd verloren gaat, of omdat zy 'n lid der Volksvertegenwoordiging
tot ontdekker had, of omdat ze in die Vertegenwoordiging werd verkondigd.
En hierop doelde ik eenige bladzyden geleden, toen ik klaagde: nog meer
schade, nog meer _leugen_! Dat immers het smoren van waarheid, leugen in
de hand werkt, zal wel betoog behoeven.
Ik verdedig van 't nu volgend voorbeeld
|