FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38  
39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   >>   >|  
ingen. Doch sneller dan hun logge beenen droegen mij mijne vleugels.' 'Toen ik terug kwam ...' Hier begaf den verhaler de stem. Eerst na een oogenblik van stille aandoening, waarin de drie hoorders eerbiedig zwegen,--ging hij voort: 'Gij kunt het reeds vermoeden. Mijn teedere bruid,--de glansrijkste en schitterendste onder allen, zij was verdwenen, medegesleept door den boosaardigen mensch. Het stille, vochtige grasveldje was vertrapt en haar geliefd plekje aan de sloot was duister en ledig. Ik was alleen op de wereld.' Hier haalde het gevoelige konijntje wederom een oor naar beneden om een traan uit het oog te wisschen. 'Sinds dien tijd ben ik veranderd. Ik heb een walg van alle ijdele vermaken. Ik denk alleen aan haar, die ik verloren heb en aan den tijd dat ik haar zal wederzien.' 'Zoo! hebt ge daar nog hoop op?' vroeg het konijntje verheugd. 'Ik heb meer dan hoop, ik heb zekerheid. Daarboven zal ik mijne geliefde wederzien.' 'Maar ...' wilde het konijntje inbrengen. 'Konijn!' zeide de glimworm ernstig, 'ik kan mij begrijpen, dat iemand twijfelt, die in het duister moet rondtasten. Maar wanneer men kan zien, met eigen oogen zien? dan is elke onzekerheid mij een raadsel. Daar!' zeide het glimwormpje en keek vol eerbied naar den van sterren fonkelenden hemel. 'Daar zie ik hen! al mijn vaderen, al mijn vrienden en ook haar, duidelijk stralen, in nog heerlijker glans dan hier op aarde. Ach! wanneer zal ik mij uit dit lage leven kunnen opheffen, en tot haar vliegen, die mij lonkend wenkt? Ach! wanneer? wanneer?' Zuchtend verliet het glimwormpje zijne toehoorders en kroop weder in het donkere hol. 'Arm schepsel!'zeide het konijntje, 'ik hoop dat hij gelijk heeft.' 'Ik hoop het ook,' voegde Johannes er bij. 'Ik vrees er voor,' zeide Windekind, 'maar het was zeer aandoenlijk.' 'Lieve Windekind,' begon Johannes, 'ik ben heel moe en heb slaap.' 'Kom dan naast mij, ik zal u met mijn mantel toedekken.' Windekind nam zijn blauwe manteltje en spreidde dat over Johannes en zichzelven uit. Zoo legden zij zich neer, in het geurige mos op de duinhelling, de armen om elkanders hals geslagen. 'Uwe hoofden liggen wat laag,' riep het konijntje, 'wilt ge die tegen mij laten rusten?' Dat deden zij. 'Nacht moeder!' zeide Windekind tot de maan. Toen sloot Johannes zijn gouden sleuteltje vast in de hand, vlijde zijn hoofd tegen het donzige vel van het goede konijntje en sliep rustig in. III
PREV.   NEXT  
|<   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38  
39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   >>   >|  



Top keywords:

konijntje

 

wanneer

 

Johannes

 

Windekind

 

duister

 

wederzien

 
alleen
 

stille

 

glimwormpje

 

voegde


gelijk
 

heerlijker

 

vaderen

 

vrienden

 

duidelijk

 

stralen

 

kunnen

 

opheffen

 
donkere
 

toehoorders


vliegen

 
lonkend
 

Zuchtend

 

verliet

 

schepsel

 
rusten
 

geslagen

 
hoofden
 

liggen

 

moeder


rustig

 

donzige

 

sleuteltje

 

gouden

 

vlijde

 

elkanders

 

mantel

 
aandoenlijk
 

toedekken

 

geurige


duinhelling
 
legden
 

manteltje

 
blauwe
 
spreidde
 
zichzelven
 

begrijpen

 

schitterendste

 

glansrijkste

 

verdwenen