FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37  
38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   >>   >|  
terd, nu ...' En hij werd zoo geroerd, dat zijn lichtje weder uitging. Gelukkig waren zij dicht bij den uitgang en het konijntje, dat hen hoorde aankomen, ging een weinig op zijde, zoodat het maanlicht naar binnen scheen. Zoodra zij bij het konijntje buiten waren, zeide Johannes: 'Vertel ons uwe geschiedenis eens, glimworm!' 'Ach!' zuchtte de glimworm, 'die is eenvoudig en droevig. Zij zal u niet vermaken.' 'Vertel haar, vertel haar toch maar,' riepen allen. 'Nu: gij weet dan toch allen wel, dat wij glimwormen zeer bijzondere wezens zijn. Ja, ik geloof dat niemand zou durven tegenspreken, dat wij glimwormen het hoogst begaafd zijn van al wat leeft.' 'Waarom? dat weet ik niet,' zeide het konijntje. Met minachting vroeg de glimworm toen: 'Kunt gij licht geven?' 'Neen! dat nu wel niet,' moest het konijntje bekennen. 'Nu, _wij_ geven licht! Allen! En wij kunnen het laten schijnen of verdooven naar willekeur. Licht is de beste gave der natuur, en licht geven het hoogste, waartoe een levend wezen komen kan. Zou iemand nog onzen voorrang willen betwisten! Wij mannetjes hebben bovendien vleugels en kunnen mijlen ver vliegen.' 'Dat kan ik ook niet,' bekende het konijntje nederig. 'Door de goddelijke gave des lichts, die wij hebben,' ging de glimworm voort, 'ontzien ons ook andere dieren, geen vogel zal ons aanvallen. Alleen een dier, het laagste onder allen, zoekt ons en neemt ons mede. Dat is de mensch, het verfoeilijkst gedrocht der schepping.' Johannes keek Windekind aan bij dezen uitval, als begreep hij het niet. Doch Windekind glimlachte en wenkte hem te zwijgen. 'Eens vloog ik vroolijk rond, als een helder dwaallicht tusschen de donkere heesters. En op een eenzaam, vochtig grasveldje, aan den oever van een sloot, daar woonde zij, wier bestaan onafscheidelijk aan mijn geluk was verbonden. Schoon schitterde zij in bleeken smaragd-glans, als zij tusschen de glanshalmen rondkroop en machtig bekoorde zij mijn jong hart. Ik vloog om haar heen en deed mijn best door verwisseling van glans hare aandacht te trekken. Dankbaar zag ik, hoe zij mijn groet bespeurde en zedig haar lichtje verduisterde. Sidderend van aandoening was ik op het punt mijn vleugels samen te vouwen en in verrukking bij mijne stralende geliefde neer te zinken, toen een ontzaglijk geluid de lucht vervulde. Donkere gestalten naderden. Het waren menschen. Ik nam verschrikt de vlucht. Zij joegen mij na, en sloegen naar mij met groote, zwarte d
PREV.   NEXT  
|<   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37  
38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   >>   >|  



Top keywords:
konijntje
 
glimworm
 
glimwormen
 
tusschen
 

Windekind

 

kunnen

 

vleugels

 

hebben

 

Johannes

 

lichtje


Vertel

 

onafscheidelijk

 

geroerd

 

woonde

 

bestaan

 

schitterde

 

glanshalmen

 
rondkroop
 
machtig
 

bekoorde


smaragd

 

bleeken

 
Schoon
 

verbonden

 

heesters

 

glimlachte

 
wenkte
 

begreep

 

Gelukkig

 
uitval

uitging

 
zwijgen
 

donkere

 

eenzaam

 
vochtig
 

dwaallicht

 

helder

 

vroolijk

 

grasveldje

 

Donkere


vervulde

 
gestalten
 
naderden
 

geluid

 

geliefde

 

zinken

 

ontzaglijk

 

menschen

 

groote

 
zwarte