|
zich zoo zeer ... dat zoo de misbruiken van zijn nieuwe
levens-inrichting hem niet vaak verlaagden tot onder den staat waaruit
hij gestegen is, hij onverpoosd het gelukkig oogenblik moest zegenen,
dat hem van een stompzinnig geborneerd dier, tot een intelligent wezen
maakte." Echter, deze tegenspraak is slechts schijnbaar; zij vervalt
wanneer wij ons voor den geest stellen, wat Rousseau met het tweede
"Discours," en wat met het "Contrat Social" beoogde. In het een zoowel
als het andere ging hij den absolutistisch-feudalen staat zijner dagen
te lijf. In het bewuste "Discours" stelde hij tot dit doel tegenover
de sociale ellende en de moreele ontaarding van zijn tijd den z.n.
"natuurstaat" en verheerlijkte die; in het "Contrat" onderzocht hij de
oorsprongen van den staat in 't algemeen om daaruit de onwettigheid te
demonstreeren van het absolutisme.
Van tweeerlei uitgangspunt trokken in de 18de eeuw de revolutionaire
denkers, de ideologen der burgerlijke klassen, tegen den absoluten staat
te velde. Het historisch onderzoek, waarvan Montesquieu de voornaamste
vertegenwoordiger was, ging de ontwikkeling der regeerstelsels na en
vergeleek de bestaande regeeringsvormen, om uit deze vergelijking de
voortreffelijkheid van het "gemengde" (d.w.z. engelsche, half-burgerlijke,
boven het absolutistisch regeerstelsel te concludeeren. Het juridisch
onderzoek, door Rousseau gevoerd, nam tot uitgangspunt het bestaan van
een onveranderlijk, onvervreemdbaar menschenrecht, het recht te beschikken
over de eigen persoonlijkheid, en leidde uit het bestaan daarvan de
onrechtmatigheid der heerschende politieke instellingen af. Het eerste
uitgangspunt leidde tot onderzoek der konkreete werkelijkheid en voerde
in de praktijk tot gematigde voorstellen; het stelde zich tevreden met
aan te sturen op een kompromis tusschen de absolutistisch-feudale en de
burgerlijke klassen, gelijk in Engeland tot stand gekomen was. Montesquieu
schreef als realist en hervormer. Het abstrakt-juridische uitgangspunt van
Rousseau voerde tot den revolutionairen eisch der volkssouvereiniteit.
In zuiver-ideologische en idealistische denkvormen lag toen de grootste
aanvalskracht der burgerlijke klassen tegen de feudaal-absolutistische,
terwijl in onze dagen de grootste aanvalskracht van het proletariaat
tegen de bourgeoisie in historische en materialistische denkvormen ligt.
Toen was het geloof in de eeuwige rechten van den mensch revolutionair,
gelijk heden het geloof aan
|