en moesten. En ze was spaarzaam, en
ze zwoegde, en ze werd sterk en groot in haar rusteloos slameur. Alle
avonden liet Rik het lamplichtje laag komen over de tafel en hij
verklaarde haar het spel der cijfers, de moeielijkste rekenkunde, tot
den nacht tellend en hertellend en alles neerschrijvend te rote, met
stipte nauwkeurigheid. Dat duurde tot haar twintigste jaar. Dan verkocht
hij het armzalige huizeken, het dagelijksch gerief, de meubelen; dan
verkocht hij zijne booten.... En ze trokken naar de stad en openden er
een specerijwinkel. Er werd opnieuw gesmokkeld en gekonkelfoesd. De
waren kwamen aan van tallenkant. Rik had alles meesterlijk geschikt.
Maar Ursule allengerhand werd sterker dan haar vader. Ze speculeerde met
meer vernuft en meer zekerheid ook. Ze bedroog hem en bewees het, en zoo
ontstond bij hem eene pijnlijke angstvalligheid. Hij werd nu zwak en
wankte in zijne minste ondernemingen. De zaken werden ook stilaan zoo
geweldig vooruitgestooten, dat hij 't niet volhouden kon en meende te
verongelukken. Dan bleef hem alleen nog over teenemaal op Ursule te
berusten. En Ursule werd groote meesteresse in huis. Na vijf jaar was de
specerijwinkel een aanzienlijke koffiehandel geworden.
Omtrent dien tijd ontmoette zij Albien Wilder, een jongen van rijke
familie, bevoordeeligd ambtenaar bij 't Ministerie van Binnenlandsche
Zaken. Dagelijks moest hij de hooge poorten der magazijnen voorbij en
dikwijls bemerkte hij Ursule, daar staande in hare volle lengte, breed
en statig. Al dadelijk werd hij door dat struische wijf veroverd. Hij
liet zich door een beursman aan den vader voorstellen. Van weerskanten
werd er gewikt en berekend en uitgeteld, en zeven maand nadien trouwde
Ursule met hem.
't En bracht niet veel verandering in huis. Albien was van nature een
zwakkeling, en algauw lag hij onder Ursule's stalen wil en ging en
handelde naar heure wenken. De koffiehandel, nog door Wilder's kapitalen
gespijst, breidde zich meer en meer uit en werd eene machtige
inrichting. Ursule was nu rijk. Maar niets kreeg een gewijzigd uitzicht
in haar leven: ze wrocht en zwoegde, nievers tijd vindend om haren
rijkdom te bezigen tot eigen genot. Geld winnen was overigens hare
eenige vreugde; rijzekens had ze deugd aan hare moederschap--ze was
moeder van een zoon, dien ze Romaan heette, naar den naam van Albien's
overleden vader. En Albien zelve gewende zich aan die eentonige dagen.
Hij trok 's uchtends naar zijn bureel en kwam 's avo
|