nd. Hoe zou het verbloeien van
duizend zijner bloemen hem kunnen verarmen?... Hij drinkt en voedt zich
uit een onmetelijkheid. Geen andere omstandigheid dan deze is de oorzaak
van de zich telkens weer openbarende verjonging der socialistische
dichters in ons land, een Gorter, een Henriette Roland Holst, een [p.13]
Adama van Scheltema, al bewijst dit--ik geef het onmiddellijk toe
--niets voor het lot der kleineren, want het werk dezer drie behoort
nagenoeg geheel en al tot wat ik de hoogere lyriek heb genoemd.[10] En
voorzeker: de opzuigingskracht der wortels en of zij zoo trouw de
moederaarde omklemmen, dat niet elk windstootje uit den hoek van lust of
onlust hen ontwortelen kan--dat zijn ook factoren, waarmede men rekenen
moet. Maar overigens, dit zijn dingen, waarover de criticus der toekomst
spreken mag,--laat mij maar tevreden wezen met te boekstaven dat nu
althans onze dichter best zelf nog weet, wat de oorzaak is zijner
versterking en verrijking:
Ik dwaalde graag door ijdel schoon bekoord,
IJdel mijn lied tot dat mijn hart verstond
Dat ik Dichter van mijn trotsch volk moet zijn.
En het is dan ook niets dan weer een andere vorm van het
gemeenschapssentiment, dat zijn proza van In Russische Gevangenissen
zoover als de hemel boven de aarde boven zijn vroeger proza heeft
verheven. Het is mijn taak niet over dien arbeid te spreken. Slechts dit
eene: om dat kleine werkje vooral heb ik den schrijver liefgekregen. Al
hadde hij niets anders waardevols geschreven, dat zou zijn naam voor
vergetelheid bewaren. In eere en liefde zal ieder hem er om gedenken,
den moedige, inzichtige en goede. Zijn Hooger-Ik heeft voor immer daarin
de hand naar hem-zelf ook uitgestrekt; zoo hij steun mocht behoeven, hij
kan haar grijpen. En als zijn leven ook verder moet schrijden door de
dorten van leed en berouw--zijn Mozes sloeg ook voor hem op de steenrots
der barbaarschheid, hij drinke het zuivere water....--Is dus, zoo goed
als in dat werk, het gemeenschapsgevoel ook de oorzaak dat Het Joodsche
Lied hoogst waardevolle arbeid werd, deze omstandigheid had tevens tot
gevolg, dat [p.14] waar, zooals ik reeds heb gezegd, des dichters lagere
persoonlijkheid wel, maar zijn hoogere en scheppende niet het Jood-zijn
hervond, die verzen voller van kracht en dus schooner moesten worden,
welke de meer concrete gevoelens der lagere persoonlijkheid
vertolken--zooals de herinneringen der jeugdjaren--dan gene, welke de
meer abstracte en mee
|