oor niets terug,
overwint zij alle moeilijkheden tot volle bevrediging van den lezer en
als spelenderwijs; men behoeft slechts de bedreiging met [p.60] moord
door den teleurgestelden minnaar en den gevaarvollen tocht der beide
spieringvisschers op het Zuiderzee-ijs te lezen--beide in het prachtige
Harpje--om er eens voor al diep van overtuigd te worden. In haar puren
eenvoud, als zonder het te weten, dat zij zoo veelsoortig kostelijks in
haar werk bergt, is zij zoowel romanticus als realist, vol humor als vol
weemoed, beeldt zij even voortreffelijk synthetisch als ze prachtig
psychologisch analyseert--lees eens, om dat laatste vooral te
bewonderen, het mooie Zalige Sien, het slotstukje van den bundel!...
Zoo schijnt ons dan slechts betrekkelijk weinig te wenschen over
gebleven, en toch--is dat weinige wel zoo luttel als het schijnt? Een
weinig meer rustige aandacht bij de schrijfster, en des lezers genieten
van het essentieele wordt niet meer zoo vaak door het bijkomstige
verlet. Een weinig meer eerbied bij de kunstenares voor eigen vermogens
en voor het eigen wordende werk, en de taal wint aan die liefelijke
waardigheid, zonder welke een feest van den geest nooit stoorloos
verloopt....
Heeft Wally Moes zich dat eigen gemaakt, ik ben er zeker van, dat zij
van een goede, een voorname schrijfster zal zijn geworden.
April '14.
* * * * *
[p.61] G.F. HASPELS: WISSELEND UITZICHT
Het kwam niet, geloof ik, door het zeeig-zilte, ruig-stoere en
hel-doorwaaide van Haspels' wijd-open geest, dat ik zoo vaak moest
denken aan die stedekens rond de Zuiderzee, als ik zijn werk las, want
mijn verbeelding meende immers hen dan juist zoo te zien, gelijk zij
zijn zullen wanneer eens ons machtigste binnenwater zal zijn gedempt en
over het nieuwe land nieuw en sterk leven hun doode pleinen en straten,
hun oude huizen binnentrekken zal. En evenmin kwam het, gelijk menig
lezer allicht zou denken, door de onderwerpen, welke onze schrijver bij
voorkeur behandelt. Het onderwerp-an-sich pleegt mij niet zoo te
obsedeeren, dat het boek mij aan iets frisch doet denken als het
onderwerp frisch is of ik het bij iets bedompts zou vergelijken, wanneer
het onderwerp bedompt is. Neen, mij althans doet dit alleen de
behandeling....--Maar het werd veroorzaakt, dunkt mij, door de
half-onbewuste overweging, dat ook de heer Haspels tegelijkertijd zoo
ouwerwetsch en modern is als zulk een stadje vermoedelijk in
|