|
n het betoogend proza, in den
kleur-schitterenden schouwburgavond van het maatschappelijk-beeldend
proza treedt. Zijn metaphorisch vermogen is niet groot, maar leg eens
eene discreet-nauwelijks-uitgesproken en mede daarom juist zoo prachtige
vergelijking als in De Witte Kerselaren, naast dat critiekje alweer,
naast: "de moedige vrouw op het witte paard (die) moet door de grijze
nevelen heen" (alles van Marie Metz-koning, wel te verstaan!) en ge ziet
duidelijk in, hoe in zijn proza bet zoete tot het weeige wordt; de
overgave eener enthousiaste ziel, tot de lichtgeloovigheid van een elken
hechten, verstandelijken steun ontberenden onnoozele, en het
diep-eigen--gelijk in sommige prachtige Strophen van Als de wereld blij
was--mystiek-aanvoelen tot mal-theosophistische napraterij. Want moge
hem, ook in zijne verzen, zijn licht-ontvlambare en door een ander
spoedig overheerschte ziel al te vaak en te weerloos aan vreemde
invloeden prijsgeven--men vergelijke "Mijn prins van vreugd, mijn
onbewuste koning" op blz. 10, met Kloos, Verzen, Tweede Druk, blz. 61 en
63--dat vreemde wordt dan toch--hoe anders dan in het proza--een [p.43]
met, deel van zijn eigenheid. De heer Reddingius is--waarlijk hij mag
tevreden wezen--een zuiver natuurdichter, doch: niets anders dan dit:
zelfs van Pan, Tritons en Echo's moet hij afblijven, dat is alweer te
veel cultuur, dat doet hem zijn vogel-argeloosheid verliezen, dat worden
dichterlijke tooneeldingen bij hem: geverfd linnen instee van
oud-grieksch marmer. Hij zinge tot ons diep verheugen maar lustigjes op
z'n tak, maar ... ja ... als er dat ... nou ja, u weet wel ... tot zijn
welbevinden nu eenmaal bij moet, welnu, dan vooruit maar ... 'n nieuwe
hoed zal me den kop niet kosten.--
April 1918.
* * * * *
[p.44] FRANS VERSCHOREN: LANGS KLEINE WEGEN
Langs kleine wegen!... Wel, is 't niet waar, mijn beste lezer, dat 't
daar heel liefelijk wandelen kan zijn? Hebben wij niet, gij zoowel als
ik, langs de spiegelende vaartjes en groene hagen de blijdste en diepste
uren onzer jeugd ... verwandeld? En ook wel eens--het groende zoo
noodend en geheimvol aan den kant van het pad--"het vinnich stralen van
de Son ontscholen in 't bosschagie" ... het "bosge" dat niet "clappen
con"!... Neen, neen, ik wil natuurlijk niet onbescheiden zijn, maar toch
... eventjes: herinnert ge u het oude boerinnetje, dat ge ontmoette, dat
zoo glunder en zoo vroolijk keek, of het bejaar
|