de heertje met de
impertinente spotoogjes achter 't klare brilletje? En, weet ge 't nog,
ge hadt zoo waar plotseling 'n genegenheid voor hen allebei, juist om
hun impertinente gekijk, want ge voelde 't zoo wel: ze hielden ook van
u, omdat ze in u hun eigen jeugd herzagen!... Och lieve spotters, hoe
overmoedig trotsch en jeugdig-rijk maakte ons uw spot, want, wij wisten
't: hoeveel van uw weemoed verborg hij....
Als zoo--zij 't louter toeval--de titel van 'n boek reeds kan doen
droomen, gelukkig en prijzenswaardig dan het boek, dat, gevend wat 't
beloofde, de droomen wijlen laat. En dat is wel heel zeker met
Verschoren's werkje het geval. Er is zoo een heel diepe stilte en
innigheid in dat verhaal van het begijntje, dat verliefd wordt op ouden
Jaan, er zijn zoo een onschuldige humor en struische levenslust in dat
stukje [p.45] over die twee oude vogelvangers, 't Is waar: Het oolijk
Wedervaren van Maruske van Lier, dat zoude ik niet ongaarne uit dezen
bundel gemist hebben. En ongetwijfeld wijst het niet geslaagd zijn van
dit al te grappig verhaal op een zwakke stee in het talent van onzen
auteur: het leed, en vooral dat van den geringen man, heeft immer iets
eerbiedwaardigs en verteederends in zich-zelf; wat ook een minder
gelukte beschrijving ons ervan mocht onthouden, ons medegevoel vult het
aan; maar zijn plezier, zijn plat en grof plezier.... O, als de
uitbeelder daarvan, zich bevlijtigt het grappige zoo grappig mogelijk te
maken en klucht op klucht te stapelen, en al te weinig daarentegen de
diepere menschelijkheid en de verborgen tragiek laat voelen, dan wordt
het voor mijn gevoel een clownerie.... Maar overigens heb ik niets dan
lof. Op het Begijnhof, dat 't boek opent, Het Onverwachte, 't
uitmuntende kinderverhaal, dat 't sluit--de heer Verschoren weet wel wat
hij doet!--zijn ongetwijfeld het best. Treedt ge door 't oude en bemoste
poortje van het eerste eerbiedig en met 'n stille verheugenis binnen en
voelt ge u wellicht dan later nu en dan een ietsje teleurgesteld
--wanneer ge uit den lentetuin van het laatste zijt vertrokken, dan zijt
ge die teleurstelling alweer vergeten en ziet nog menigmaal groetend en
dankbaar om.
Maar wel herinnert ge u nog eens: "Langs kleine wegen" heette het ... en
ja, zoo was 't ook. 't Waren altemaal figuurtjes van een vergeten,
platteland, die ge ontmoet hebt, superstitieuse boertjes, drinkers,
platte grollenmakers, een achterhoeksche bevolking van doode stadjes; de
paadjes waarl
|