ertrouwd. Toen zond Jefferson Davis een agent naar de indiaansche
legerplaatsen, ten einde den opperhoofden, door de voorspiegeling
van hetgeen waarschijnlijk gebeuren zou, vrees aan te jagen en hen
te bewegen tot een bondgenootschap met de Geconfedereerde Staten.
Albert Pike, zoo heette die agent, was in alle opzichten voor
zijne taak berekend. Reeds zijn voorkomen was uitnemend geschikt
om indruk te maken. Van eene statige, rijzige gestalte, met een
blozend gelaat en lang zilverwit hair, dat hem over hals en schouders
golfde, vereenigde hij de frischheid en levenslust der jeugd met
de eerwaardigheid en bedachtzaamheid van den ouderdom. Beurtelings
en achtervolgens, klerk, dichter, advokaat, pionier, trapper,
schoolmeester, kavallerie-officier, dagbladschrijver,--had Pike
allerlei beroepen bij de hand gehad en de wereld van meer dan eene
zijde leeren kennen. In paardrijden, drinken en bluffen, konden
maar weinig menschen den voorrang aan Albert Pike betwisten. Daar
hij eenige jaren van zijn leven langs de oevers van de Red-River
en den Arkansas had doorgebracht, was hij volkomen vertrouwd met de
eigenaardige zeden en gebruiken der roode en blanke grensbewoners,
en geheel ervaren in alle kunstgrepen en listen, waardoor de wilde
stammen kunnen worden verleid en medegesleept.
Van het eene kamp naar het andere trekkende, vertelde Pike aan
de krijgslieden, dat de oude Unie, waaronder zij geleefd hadden,
niet meer bestond; dat zij voor goed was ondergegaan, even als het
oude indiaansche verbond der Zes-Natien; dat de vlag in flarden was
gescheurd en de vlaggestok in tweeen gebroken. De heeren van het
Zuiden konden voortaan nooit meer gemeene zaak maken met de ploerten
en gelukzoekers van het Noorden. Daarom kwam het er nu voor hen op
aan, eene keus te doen. De slavernij, zoo zeide hij, was de hoeksteen
van de nieuwe Confederatie; en op een groep negerslaven wijzende,
vroeg hij den Indianen of zij niet liever de zijde wilden kiezen van
de planters van Georgie en Louisiana, dan van de kooplieden van Boston
en New-York. "Vroeger, zoo sprak hij, kondt gij billijke grieven tegen
de planters doen gelden; maar in dezen nieuwen oorlog is uw belang
en uwe toekomst ten nauwste verbonden met die van het Zuiden. Deze
oorlog is door de hebzucht en de dweepzucht van het Noorden verwekt,
en gericht tegen de negerslavernij, tegen den vrijen handel en de
staatkundige vrijheid."
Om zijn doel te bereiken, nam Pike zijn toevlucht tot nog
|