Met het krieken van den dag uit mijn kooi springende, en door het
venster mijner hut kijkende, zie ik in de verte eene strook lands,
met een rij hooge boomen, behangen met het sombere, doodsche spaansche
mos. Maar wat is dat? Een witte zandbank ligt bloot en droog onder
de schroef der boot! Zitten wij aan den grond? Is die witte vogel
daar eene kraan? Zijn wij inderdaad nog in zee?
Boven komende, zie ik dat wij door een kanaal stoomen, door middel van
boomstammen-palissaden afgebakend. Dit kanaal, zeven mijlen lang en
twaalf voet diep, loopt tusschen het eiland Marsh en de moerassen van
Terre-Bonne, langs de oevers van de Atchafalaya. Op den oostelijken
oever dier rivier ligt de haven van Brashear, die haar ontstaan en
opkomst dankt aan de noodzakelijkheid om, na de kolonisatie van Texas,
een korter en veiliger gemeenschap te openen tusschen Galveston en
Nieuw-Orleans, dan de weg over Passe-a-Loutre. De reis werd daardoor
voor de helft verkort. Per as en per boot kan men nu in iets meer
dan vier-en-twintig uren van Galveston naar Nieuw-Orleans gaan.
Wij zijn te Brashear. Hebben wij hier land of water? Het is eene
mengeling van modder en slijk, poelen en goten, slooten en grachten:
een akelig ongezond moeras, een kweekplaats van de koorts, aan drie
zijden door jungles en kreupelhout omgeven, waarin iedere boom met
spaansch mos is overdekt. Dit spookachtige, muisgrauwe gewas hangt
in webben en kluwen van alle takken.
"Let op deze plant, zeide mij een bewoner van Brashear, die mij
de merkwaardigheden der plaats toonde. Zoodra gij haar ergens
ontmoet--verwijder u dan, zoo snel uw paard loopen kan. Wij noemen
haar koorts-mos. Haar tegenwoordigheid is een onfeilbaar teeken,
dat de lucht vol is van miasmen en koorts.
--De plant schijnt toch zeer algemeen verspreid; ik heb haar overal
langs de Golf ontmoet.
--Langs deze Golf zijn ziekte en dood ook zeer algemeen verspreid. Dit
mos groeit in elk moeras en in elken poel, langs alle meeren en
baaien. Gij vindt het in oostelijk Texas en zuidelijk Louisiana, in
westelijk Florida, en langs de oevers der binnenwateren van Alabama."
Deze leelijke, walgelijke, stinkende woekerplant is zoo goed als
onbruikbaar. De negers trekken haar uit en begraven haar in den
grond. Na verloop van tien of twaalf dagen, is de stank verdwenen;
dan delven zij de plant weder op en drogen haar in de zon; daarna
gebruiken zij haar, in plaats van stroo, om matrassen en hoofdkussens
te vullen.
|