er zich tegen
verzetten. De zwarten worden dan ook opeen gepakt in den voorsten
wagen, vlak achter de lokomotief, waar zij half stikken van den rook,
die hun de oogen verblindt. Sommigen zijn er niet minder vroolijk om;
anderen mokken; maar ondanks hunne bij uitnemendheid ongeriefelijke
plaats, komt het niemand hunner in de gedachten, in een der andere
wagens plaats te nemen.
"Mengt zich nooit een neger in uw gezelschap? vraag ik aan een
reiziger.
--Nooit! antwoordt hij, terwijl een verachtelijke glimlach om zijne
fijne, aristokratische lippen speelt. Een neger plaats nemen tusschen
onze vrouwen en zusters!
--Heeft hij daar dan geen recht toe?
--Voor zoover wetten en reglementen hem recht geven kunnen,--ja. Maar
hij kent zijne plaats veel beter dan de scalawags. Als wij slechts van
Kellogg en zijne kliek verlost waren, zouden wij met de zwarten geen
moeite meer hebben. Zij kennen ons, en wij kennen hen. Het was een
misdaad, hun stemrecht te geven; maar wij zouden het met de zwarte
kiezers wel weten te vinden, als de federale troepen slechts werden
teruggeroepen.
--Zijt gij niet bang voor hunne meerderheid?"
--Neen, volstrekt niet; mits slechts geen militaire chef zich aan
het hoofd dier meerderheid stelt. Wat wij bovenal hebben te duchten,
is het caesarisme:--de regeering van den sabel, die alle beginselen
van recht en vrijheid met voeten treedt. Waarom, met welk doel, heeft
men, bij voorbeeld, generaal Sheridan naar Nieuw-Orleans gezonden?"
Na een oogenblik zwijgens, terwijl ik aan mijne gedachten den vrijen
loop liet, vervolgde hij: "Wie weet of wij, in de stad komende, haar
niet in staat van beleg zullen vinden; misschien wel, de straten
rookende van burgerbloed, de openbare gebouwen in vlammen...?"
Saint-Charles! Achttien mijlen van Nieuw-Orleans! Nog een uur
sporens! Wij werpen een vluchtigen blik op het landschap, terwijl
vijvers en moerassen, ceders en palmen ons in haastige vaart voorbij
glijden. Maar het is ons niet mogelijk, onze aandacht te schenken
aan hetgeen het landschap ons te aanschouwen geeft. Een prachtig
oranjeboschje, stralende in den purperen goudglans der rijpe vruchten,
mag een onwillekeurigen kreet van bewondering ontpersen; maar ook de
kalmste en bedaardste onder ons kan zijne ontroering niet bedwingen,
want wij weten dat, elke wenteling der rennende raderen ons nader
voert tot het tooneel van een ernstigen strijd, waarop de oogen van
veertig millioen burgers, in hartstochte
|