bevelen is even belachelijk als hoonend. Men kan
evengoed iemand die aan 't verhongeren is, aanraden minder te eten. Dat
een stadswerkman of een veldarbeider zich toe zou leggen op
spaarzaamheid, zou hoogst onzedelijk in hem wezen. Een mensch mag zich
niet leenen tot de vertooning hoe hij leven kan als een slecht gevoed
dier. Met hand en tand moet hij zich daartegen verzetten, en in het
uiterste geval nog liever stelen of armlastig worden, wat velen enkel
voor een vorm van diefstal aanzien. Wat bedelen aangaat, het is
misschien veiliger te bedelen dan te nemen, maar het is flinker en
mooier te nemen dan te bedelen. Neen, een arme die niet dankbaar is,
niet zuinig, niet tevreden, opstandig, heeft alle kans een heusche
persoonlijkheid te wezen, en een kerel waar wat in zit. Hij is in elk
geval een voorbeeld van gezond verzet. Met de armen, die bovengenoemde
deugden hebben, kan men natuurlijk medelijden gevoelen, maar men kan hen
onmogelijk bewonderen. Zij heulen met den gemeenen vijand en hebben hun
geboorterecht verkocht voor een erg dun soepje. Zij moeten ook
buitengewoon stompzinnig zijn. Ik kan best begrijpen dat iemand vrede
houdt met wetten die den bijzonderen eigendom beschermen en zijn
opeenhooping toelaten, zoolang hij onder deze omstandigheden zelf bij
machte is zich geestelijk schoon uit te leven. Maar ik kan er niet in
komen, hoe een man, wiens leven bedorven en leelijk gemaakt wordt door
zulke wetten, bij mogelijkheid in haar standhouden zou berusten.
Toch is de verklaring niet zoo heel moeilijk te vinden. Het is eenvoudig
deze. Ellende en armoede zijn zoo onontkoombaar verlagend en oefenen zulk
een verlammende uitwerking op de menschelijke natuur, dat geen klasse
zich haar eigen lijden ooit werkelijk bewust is. Zij moeten door andere
menschen ingelicht worden, en dikwijls gelooven zij geen woord van wat
men hun zegt. Wat de groote werkgevers beweren tegen agitatoren, is
onmiskenbaar waar. Agitatoren zijn een bende stokers en bemoeials, die
afkomen op een volmaakt tevreden klasse der gemeenschap en daaronder de
zaden der ontevredenheid strooien. Daarom juist zijn agitatoren zoo
beslist onmisbaar. Zonder hen zou er, in onzen onvolledigen staat, geen
voorwaartsche beweging in de richting der beschaving mogelijk zijn. Zoo
werd de slavernij in Amerika afgeschaft niet ten gevolge van eenige
beweging van den kant der slaven of ook maar een uitgedrukt verlangen van
hun zijde om vrij te zijn, maar enkel en alleen doo
|