ge verzorging
moet trachten te genezen. Want wat men tegenwoordig misdadigers noemt,
zijn in 't geheel geen misdadigers. Uithongering, en niet zonde, is de
moeder der moderne misdaad. Dat is in den grond de reden waarom onze
misdadigers, als klasse, uit geen enkel psychologisch oogpunt eenigszins
belangwekkend zijn. Het zijn geen verbazingwekkende of verschrikkelijke
persoonlijkheden als een Macbeth of een Vautrin. Zij zijn enkel wat
gewone, fatsoenlijke, alledaagsche menschen zouden zijn, als zij niet
genoeg te eten hadden. Wanneer de bijzondere eigendom zal zijn
afgeschaft, zal er geen noodzakelijkheid tot misdaad bestaan, er zal
geen vraag naar zijn, en zij zal dus ophouden voor te komen. Natuurlijk
zijn niet alle misdaden vergrijpen tegen den eigendom, hoewel dit de
misdaden zijn, die de Engelsche wet, welke hooger schat wat een mensch
heeft dan wat hij is, met de wreedste en afschuwelijkste strengheid
straft (met uitzondering van moord, indien wij tenminste de doodstraf
als iets ergers beschouwen dan dwangarbeid, waarover de gevoelens onzer
misdadigers, meen ik, uiteenloopen). Maar een misdaad behoeft niet
onmiddellijk tegen den eigendom gericht te zijn om toch te kunnen
voortkomen uit ellende en blinde woede en neergedruktheid, verwekt door
ons verkeerd systeem van vermogensbezit, en ook die soort zal dus, als
het systeem wordt afgeschaft, verdwijnen. Wanneer een lid der
gemeenschap zijn behoeften zal kunnen bevredigen, en niet door zijn
buurman wordt lastig gevallen, kan hij er geen belang bij hebben om
iemand anders lastig te vallen. Naijver, die bij uitstek een bron van
misdaad is in het moderne leven, is een aandoening die in nauw verband
staat met onze opvattingen van den eigendom en zal onder de heerschappij
van socialisme en individualisme van-zelf uitsterven. Het is
opmerkenswaardig dat bij communistische stammen naijver volslagen
onbekend is.
Men kan vragen wat de staat, nu hij niet zal behoeven te regeeren, dan
zal te doen hebben. De staat behoort een vrijwillige bond te zijn ter
organisatie van den arbeid en op te treden als fabrikant en leverancier
der noodzakelijke gebruiksartikelen. De staat krijgt te maken wat nuttig
is, het individu wat schoon is. En nu ik het woord arbeid genoemd heb,
kan ik niet nalaten er op te wijzen hoe tegenwoordig een hoop onzin
geschreven en verkondigd wordt over de waardigheid van handenarbeid. Daar
is volstrekt niets noodzakelijk waardigs in handenarbeid en meerendeels
|