droomde dat de gulden zon binnenkwam in
zijn cel, en zoo verliefd op haar werd dat hij trachtte te ontsnappen en
kroop van ringmuur naar ringmuur, en viel door de duizelige morgenlucht
en zich verminkte, en na vele avonturen weer gevangen genomen werd,
totdat het eindelijk aan een beminnaar der schoonheid gelukte hem te
bevrijden en in zijn hoede te nemen. Daar schuilt gevaar in pausen. En
wat zal ik zeggen van het volk en zijn gezag? Daar is misschien al meer
over gezegd dan goed is. Volksgezag is blind, doof, wanschapen,
noodlottig, vermakelijk, aandoenlijk en liederlijk tegelijkertijd. Het is
den kunstenaar onmogelijk met het volk te leven. Alle despoten doen aan
omkooperij, maar het volk koopt om en schent meteen. Wie leerde hun gezag
te willen oefenen? Zij waren geschapen om te leven, te luisteren en lief
te hebben. De een of ander heeft hun groot kwaad berokkend. Zij hebben
zich-zelf verdorven door hun minderen na te apen. Zij hebben den staf van
den vorst genomen. Hoe zouden zij daarmee kunnen omgaan? Zij hebben de
drievoudige tiara van den paus genomen. Hoe zouden zij haar last kunnen
torsen? Zij zijn als een clown met een gebroken hart. Als een priester
met een nog ongeboren ziel. Laat al wie de schoonheid beminnen,
medelijden met hen hebben. En hoewel zij zelf de schoonheid niet beminnen,
laat hen medelijden hebben met zich-zelven. Wie onderwees hun het
spelletje der tyrannie?
Daar zijn nog veel andere feiten waarop ik de aandacht zou kunnen
vestigen. Ik zou kunnen betoogen hoe de Renaissance groot was, omdat zij
niet naar de oplossing van eenig maatschappelijk vraagstuk streefde en
zich met dergelijke zaken niet afgaf, maar toeliet dat het individu zich
vrij, schoon en natuurlijk ontwikkelde, en dat zij daarom groote en
individueele kunstenaars bezat en groote en individueele mannen. Ik zou
kunnen nagaan hoe Lodewijk XIV door het scheppen van den modernen staat
het individualisme der kunstenaars verwoestte, en alle dingen monsterlijk
leelijk maakte onder de eentonigheid der herhaling, en verachtelijk in
hun gelijkvormigheid aan voorschriften, en overal in Frankrijk
vernietigde al die schoone vrijheden van uiting, die tot nog toe de
overlevering verjongden met nieuwe schoonheid, en nieuwe levenswijzen
vereenzelvigden met overoude vormen. Maar het verleden is van geen belang.
Evenmin als het heden. Met de toekomst hebben wij te doen. Want het
verleden is wat de mensch niet had moeten zijn. Het heden is wat de
|