heeft wel beweerd dat kunstenaars juist onder het bewind
van despoten verrukkelijk werk hebben voortgebracht. Dat is geen zuivere
bewering. Kunstenaars hebben despoten wel bezocht, niet als onderdanen,
over wie dezen geweld oefenden, maar als rondreizende scheppers van
wonderen, als vagebonden van een betooverende persoonlijkheid, die zij
onthaalden en voor zich trachtten te winnen en wien zij ongestoorde rust
bezorgden om te kunnen scheppen. Ten gunste van den despoot kan men
aanvoeren dat hij een individu is en dus cultuur kan bezitten, terwijl de
menigte een monster zonder is. Iemand die keizer of koning is, kan zich
bukken om een penseel op te rapen voor een schilder, maar wanneer de
menigte neerbukt is het enkel om met vuil te gooien. En toch behoeft zij
zich niet zoo diep te bukken als een keizer, of liever, om met vuil te
gooien behoeven zij zich heelemaal niet te bukken. Maar het is niet
noodig scheiding te maken tusschen alleenheerscher en menigte: alle gezag
is gelijkelijk slecht.
Ik onderscheid drie soorten despoten: den despoot die den baas speelt
over het lichaam, den despoot die den baas speelt over de ziel, en den
despoot die over ziel en lichaam den baas wil spelen. De eerste heet
vorst, de tweede paus, de derde het volk. De vorst kan beschaving hebben.
Daar zijn vele voorbeelden van geweest. Toch schuilt er gevaar in den
vorst. Denk aan Dante en het bittere feest in Verona, aan Tasso en de
krankzinnigencel in Ferrara. Het is beter voor den kunstenaar niet met
vorsten te doen te hebben. Een paus kan een man van beschaving zijn. Veel
pausen bewijzen het, de slechte pausen waren het zeker. De slechte pausen
beminden de schoonheid bijna even hartstochtelijk, ja met even veel
hartstocht, als de goede pausen de gedachte haatten. Aan de verdorvenheid
van verscheiden pausen is het menschdom veel verschuldigd. De
deugdelijkheid van vele pausen is tegenover het menschdom schrikkelijk in
schuld gebleven. Al heeft het Vaticaan enkel de rhetoriek van zijn
donderslagen behouden en zijn bliksemschichten prijs moeten geven, toch
is het beter voor den kunstenaar niet met pausen van doen te hebben. Wel
was het een paus, die tot een conclave van kardinalen van Cellini zeide,
dat gemeene wetten en gemeen gezag niet bedoeld waren voor menschen als
hij, maar het was ook een paus, die denzelfden Cellini in de gevangenis
wierp en hem daar hield tot hij ziek werd van machtelooze woede, en zich
onwezenlijke vizioenen schiep, en
|