is hij beslist vernederend. Het is geestelijk en zedelijk krenkend voor
den mensch om iets te doen, waarin hij geen vreugde vindt, en vele vormen
van handenarbeid zijn volkomen vreugdelooze bezigheden, en behooren als
zoodanig te worden beschouwd. Acht uur lang op een dag een modderigen
verkeersweg aan te bezemen, onder het blazen van den Oostenwind, is een
walgingwekkende bezigheid. Dat te doen met geestelijke, zedelijke of
physieke waardigheid komt mij onmogelijk voor. Het met blijdschap te zien
doen zou verbijsterend zijn. De mensch is voor iets beters geschapen dan
het opjagen van vuilnis. Alle dergelijk werk behoort door machines te
geschieden.
En ik twijfel er niet aan of het zal zoo komen. Tot nu toe is de mensch
in zekere mate de slaaf der machine geweest, en daar is iets noodlottigs
in het feit, dat, zoodra de mensch een machine had uitgevonden om zijn
werk te doen, hij zelf begon gebrek te lijden. Dit is echter een
natuurlijk gevolg van ons eigendomssysteem en ons concurrentiesysteem.
Een mensch bezit een machine die het werk doet van vijfhonderd andere
menschen. Deze vijfhonderd worden als gevolg op straat gezet, en daar zij
geen werk vinden, krijgen zij honger en vervallen tot stelen. De eene man
verzekert zich de opbrengst van de machine en houdt die voor zich, en
heeft dan vijfhonderd maal zooveel als hij behoorde te hebben, en
waarschijnlijk, wat belangrijker is, heel wat meer dan hij in
werkelijkheid gebruiken kan. Indien die machine de eigendom van allen was,
zou iedereen er voordeel van hebben. Alle niet-intellectueele arbeid,
alle eentonige, vervelende arbeid, alle arbeid die te maken heeft met
weerzinwekkende dingen en onaangename toestanden meebrengt, moet door
machines verricht worden.
Machines moeten voor ons werken in de kolenmijnen, en den geheelen
sanitairen dienst verrichten, en stokers zijn op stoombooten, en de
straten reinigen, en boodschappen doen op regendagen en alle werk
bedrijven, dat vervelend en naargeestig is. Op het oogenblik concurreeren
de machines met den mensch. Onder behoorlijke omstandigheden zullen zij
den mensch dienen. Het valt niet te betwijfelen of dit is haar toekomst,
en volkomen als de boomen groeien terwijl de landeigenaar slaapt, zoo
zullen de machines alle noodzakelijke en onaangename werk doen, terwijl
de menschheid zich vermaakt of door cultuur verfijnde ontspanning geniet
(wat meer dan eenige arbeid het doel behoort te zijn van den mensch), of
bezig is schoon
|