egt Mommsen, was de
volledige en volkomen mensch. Maar hoe noodlottig gevaarlijk was Caesar's
stelling! Overal waar een mensch gezag oefent, verzet zich een tweede
mensch tegen dat gezag. Caesar was zeer volkomen, maar zijn volkomenheid
bewandelde te onveilige wegen. Marcus Aurelius was de volkomen mensch,
zegt Renan. Toegegeven: de groote keizer was een volkomen mensch. Maar
hoe onduldbaar waren zijn eindelooze verplichtingen. Hij waggelde onder
den last van de wereldheerschappij. Hij was zich bewust dat geen eenling
opgewassen was tegen den druk van dien Titanischen, overgeweldigen
rijksbal. Wat ik versta onder een volkomen mensch is iemand die zich
ontwikkelen kan onder volmaakt gunstige omstandigheden; iemand die niet
bloot staat aan verwonding, aan kwelling, of krenking, iemand voor wien
geen gevaar bestaat. De meeste groote persoonlijkheden zijn gedwongen
opstandelingen geweest. De helft van hun kracht is verkwist in wrijving.
Byron's persoonlijkheid, bijvoorbeeld, werd schrikkelijk geteisterd door
zijn strijd met de stompzinnigheid en huichelarij en Philistijnschheid
der Engelschen. Zulk een strijd verhoogt niet altijd iemands kracht, vaak
brengt hij tot overdrijving van zwakheden. Byron was nooit bij machte ons
te geven wat hij ons had kunnen schenken. Shelley kwam er beter af.
Evenals Byron ging hij zoo gauw hij kon Engeland uit. Maar hij was niet
zoo algemeen bekend. Als de Engelschen hadden kunnen denken welk een
groot dichter hij in werkelijkheid was, zouden zij hem met hand en tand
te lijf zijn gegaan en zijn leven zoo ondragelijk mogelijk hebben gemaakt.
Maar hij was geen opvallende figuur in de samenleving, en daarom kwam hij
er heel wat beter af. Toch is zelfs bij Shelley de toon van opstandigheid
van tijd tot tijd te sterk. De toon van de volmaakte persoonlijkheid is
niet een van opstandigheid, maar van vrede.
Het zal iets wonderbaarlijks zijn, de waarachtige persoonlijkheid der
menschen, als wij haar te zien krijgen. Zij zal natuurlijk en eenvoudig
opgroeien, als een bloem of een boom groeit. Zij zal met niets in
tweedracht zijn. Zij zal nooit betoogen of betwisten. Zij zal niets
trachten te bewijzen. Zij zal alles weten. Toch zal zij zich niet druk
maken met kennis. Zij zal in het bezit zijn van de wijsheid. Haar waarde
zal niet gemeten worden naar materieelen maatstaf. Zij zal niets bezitten.
En toch zal alles het hare zijn, en wat men haar ook ontneemt, haar
rijkdom zal onvervreemdbaar blijken. Zij
|