t
nog heel wel. Zy beriep zich ook op den Heer Blankaart; die zou 't
niet ontkennen." Grootvader Edeling tracteerde Pieternel ook, en de
welkomst van den jongen Jan Edeling werdt gedronken: o zulke
toneeltjes smaken my zo! Ik wou, dat ik die maar beschryven kon, zo
als het behoort. Uwe aanstaande Zuster, die nog by haren weldadigen
Vriend is, heeft my een engelagtigen Brief geschreven: Wat zal Willem
met zo een meisje gelukkig zyn!
Een trek uit den Heer Helmers karakter, Gy weet, dat hy, voor ruim
veertig jaar, zyn Vrouw, die hy teder beminde, in 't kraambed verloor?
Nu! die indrukken zyner droefheid zyn onuitwischbaar; en hy neemt zo
veel belang in jonge kraamvrouwen, dat hy ook alle morgen een knegt te
paard zendt, om te horen hoe of het met my is, schoon zyn plaats drie
uuren rydens van Amsterdam legt; en zo, zeit Letje, doet hy omtrent
alle Vrouwen, die hy eenigzins kent. Indien gy, Naatje, niet in eene
andre Provintie waart, gy zoudt ook alle morgen een knegt te paard de
Pastorielaan zien opryden: Nu nog een woord meer in uw trant van
schryven: het geschrevene moest er eerst maar uit.
De ondervinding alleen is in staat om u te leren, wat het is, _Moeder
te zyn_. Gy weet, ik was altoos een _kindergek_; maar, myn Hemel! wat
onderscheid! Hoe is 't mooglyk, dat er Vrouwen zyn kunnen, die
onverschillig zyn omtrent deezen Huwlyks-zegen! Nu, dunkt my, ben ik
eerst regt getrouwt. Nu is myn Edeling my nog oneindig dierbaarder.
Nu is hy door alle de zagte banden der Natuur, door alle de mogelyke
betrekkingen, aan my gehecht; en wat kan eene brave Vrouw zo verrukken,
dan de tederbeminde Vrouw te zyn van dien man, door wien zy Moeder
wierdt? De wys, waar op myn man zich gedraagt, is in zyn karakter; en
dat kent gy. Al de smarten zyn voorlang vergeten, maar de beloning
duurt, groeit aan, en maakt my tot eene der gelukkigste Vrouwen, die
er zyn kunnen.
Nu is het nog der pyne waart om te leven. Ik heb nu werk, ik heb
pligten te voldoen, die myne ernstigste overdenkingen waardig zyn;
en nu zie ik, dat ik, alleen by gebrek van bezigheden, die voor my
berekent waren, eene losse, uithuzige, stoute meid was. Zie, Naatje,
dat hadt gy ook behoren te bedenken; wil ik spreken, zeit Pieternel.
Ik begryp wel, dat het nu maar spelen gaan is, en dat de jonge Jan
Edeling my wel eens andre druktens zal maken! Goed! ik wagt die ook,
en hoop, dat myn verstandige Man, zo ik te veel malle Moeder ben,
Moeder en Zoon beide te recht zal helpen.
|