wulp haar gadeslaat,
Die zijn boel in 't riet liet drijven,
Roept hij: "Duimkruid hoort er toe,
Voor een waard der Bonte Koe."
"Vaderlief! wij hebben mony,"
Zeit ze dan, "in overvloed.
Zoudt ge zuur zien, zag ik zoet?"
En zij streelt zijn bolle trony;
"Roeltjens liefste, stem het toe,
Wordt de waard der Bonte Koe."
* * * * *
Erinn'ring voerde in haar gebied
Hem mede, toen hij 't zingen staakte;
Hij zag den schelmschen vrijer niet,
Die 't wijsjen in een omzien maakte,
En 't hartsgeheim van Roeltjen ried;
Het was of weer zijn jeugd ontwaakte,
Een lusthof groende in 't lief verschiet.
O geur'ge sneeuw der meidoornstruiken!
Hoe vaak plagt Wim, al kloek van leen,
Schoon naauw zijn vijftiende ingetreen,
Des achternoens in u te duiken,
Om ruikers voor de schouw te pluiken,
En de oogen maar uit joks te luiken,
Als Roeltjen kwam met stille schreen.
Het aardig kind van zeven jaren,
Een wolk van frisschen levenslust,
Wou hem verrassen in zijn rust,
En trok hem bij de blonde haren,
En werd gegrepen en gekust.
Dan vroeg ze om op zijn knie te rijden,
En riep: "Zie zoo, dat gaat te hoof!"
En scheurde een twijgjen uit het loof,
En dacht den klepper te kastijden,
Wijl aan haar voet de bloesem stoof;
En nu--nu school ze in luwt van blaeren,
Want gierend aan zijn arm ontglipt,
Want zwierend van het paard gewipt,
Was zij de boschjens ingevaren,
En riep van verre: "'t Is geen kind,
Die Roeltjen in den donker vindt!"
Dan rees hij op en zou haar vangen,
En tilde haar de scheem'ring uit,
Terwijl zij knorde: "Stoute guit!"
Of boos hem kneep in bei zijn wangen,
Of bad, die wilde weelde moe:
"Ei, kweel eens wat, ik luister toe."
En lang had Roeltjen niet te dringen,
Was 't vremd dat de Oost hem 't hoorde zingen?
't Lief kind scheen aan zijn zij' te springen:
III
LOUW EN DE WAARZEGSTER.
Stem: Ach, ach, nog eens ach,
'k Wou, zei Joosjen, dat ik 't zag.
_De Waarzegster._
Louw, Louw, flinke Louw!
Wel hoe heb ik het met jou?
Heugt je niet hoe maats we waren,
Toen je zoudt naar Groenland varen?
"Moertjen!" zei je, "'k ga naar zee,
Geef me een amuletties mee!"
|