j kiest van daag de schoonste er uit,
En morgen weer een aer.
"Wat baatte me al mijn overvloed,
Het rijk, dat ik gebie,
Ontbrak mij hier 't zoetste zoet
Omhels Jan Compagnie!"
Maar 's ochtends kijkt hij uit in zee:
Oranje blanje bleu!
Een schip doemt op; hij roeit ter ree,
Als was hij 't rusten beu:
"Weest welkom, maats! hoe lang je reis?
'k Ben blij dat ik je zie.
Hoe vaart de Prins? Is 't nog geen pais?
Wie zoekt Jan Compagnie?"
"Ik!" roept dan menig losse guit,
Die, baasjen van de baan,
Vroeg scheidde van zijn mooijen duit;
Hij spreekt hem vroolijk aan:
"Heb jij geraasd, mijn eele vent!
Wie deed het niet, ai, wie?
'k Was als de bonte hond bekend;
'k Wierd toch Jan Compagnie!"
En, wonder! na een jaar vier, vijf,
Hijscht elk er 't zeil in top,
En reedt een schip en neemt een wijf,
Staat voor een ton niet op;
'k Staar dies mijn pot niet zuinig aan,
Schoon ik den boom al zie,
En laat der Staten trommel slaan:
Lang leef Jan Compagnie!--
* * * * *
Wat droeg naar 't suiz'lend bamboesloover
Het koeltjen, aangesneld uit zee,
Die ruwe klanken vrolijk over!
Wat scheen het wilde paar gedwee,
Toen 't praauwtjen voortstoof naar de ree!
Zij staarden onder het luchtig ijlen,
Beheerscht door d' indruk van het lied,
Nu oost- dan westwaart in 't verschiet,
Of 't licht, dat aan de kim bleef wijlen,
Hun nog geen zeekasteel verried;
Want beide waren ze onder 't schaat'ren
Der leste wijs van Bontekoe,
Bij 't luid "Jan Compagnie" te moe,
Als riep hij uit den schoot der waat'ren
Den geest op van het verre West,
Die, d' oorlogsbliksem in de handen,
Verscheen aan de Indiaansche stranden,
En fluks zijn troon er had gevest,
Alree vermaard in de Oosterlanden,
Voor leeuwenkuil en arendsnest.
't Was ijdel duchten, ijdel staren.
Geen wolk van rook, geen flits van vier
Schoot over 't zilv'ren vlak der baren;
Geen schip, op tal van masten fier,
Viel langs de gansche ree te ontwaren;
Wat vaartuig bragt den blanke hier?
De wilden vroegen 't, schoon hij rees
En 't zeilenpaar der boot hun wees.
Half duikende onder kokosboomen,
Ontsnapte ze in de baai 't gezigt.
|