ergierok, die de beenen verder blootgaf, dan hunne vormen
wenschelijk maakten, maar wiens kortheid haar in het voortstappen zeer
te stade kwam;--een sergiejak, dat de verbruinde, en van ouderdom vast
verstrammende armen onder geene mouwen in zijne hoede nam; beide
kleedingstukken vielen iederen ledeman om te werpen, en zouden onder de
hand des meesters stellig fraaijer hebben geplooid, dan zij om het lijf
van mijn moedertje deden; maar het zou ook niet om deze zijn geweest,
dat een schilder zich tegenover haar achter den ezel had gezet. Hagelwit
mogt het eenvoudige mutsje zijn, dat de grijze haren bedekte en de
tronie omsloot; hoog van kleur, "in den noode" de doek, die, over het
jak gespeld, de uitstekende schouders en ingevallene borst kwalijk
verborg; ook deze eigenaardige dragt van een geldersch huismanswijf,
zou, zonder haren persoon, binnen het bereik des kunstenaars zijn
geweest, hoezeer die kleeding, het zij in het voorbijgaan opgemerkt, tot
het karakteristieke van haren straatkreet behoort. Al het aantrekkelijke,
dat zij voor Rembrandt zou hebben gehad, school in haar gelaat; waarom is
met hem de kunst verloren gegaan, voor de beeldtenis eener oude vrouw den
blik des eerbieds, het knikje des welgevallens te verwerven? Als hij mijn
blaauwbessenwijfje op het doek had gebragt, hij zou de rimpels niet hebben
verheeld, die haar breed voorhoofd doorploegden; hij zou de jukbeenderen
niet hebben weggedast, die hare wangen zoo hoekig maakten; hij zou om mond
en kin zelfs den zweem van grijzen baard hebben geschilderd, dien hij in
de natuur aanschouwde. Maar zoo gij haar bij den eersten oogopslag hadt
aangezien, dat zij zestig, vijf en zestig lange jaren misschien had
geleefd en geleden, het ware u ook helder geworden, dat zij had liefgehad
en geloofd; het wintersch landschap ware opgeluisterd door van omhoog
invallend zonnelicht! En ge hadt het graauwe dons om kin en lippen
voorbijgezien, in uwe bewondering van de beraden-, van de bedachtzaamheid,
door dien mond geteekend: woorden der wijsheid zouden u van die lippen
niet hebben verbaasd, gij hadt er geene andere van verwacht. En het schier
stramme dier wangen, en het scherpe der beenderen, die er onder uitstaken,
zou opgehouden hebben, u weerzin in te boezemen, want er had een lachje
over gezweefd, waarbij het u te moede ware geworden als had zij onder
allerlei leed den zin voor schuldelooze vreugde bewaard. En terwijl
iedere rimpel voor u in een teeken ware verkeerd der
|