rug keeren, vrouw Hendriksz behoorde tot de lievelingsbeeldjes
uit het landschap harer jeugd: wat had de freule op haren hit dikwijls
voor de woning des daglooners stilgehouden! wat had zij het vrouwtje in
weerspoed of in winter vaak getroost en geholpen met al die
gemeenzaamheid, waarin de P----t's geen bezwaar zien, wetende, dat
niemand vergeten zal, dat hun naam tot de oudste in onze historie
behoort!
De beangste moeder had haar harte uitgestort; helaas! voor de eerste
maal scheen het Mevrouw Van ---- aan middelen ter hulpe, aan heelenden
balsem te falen! Eefje was ook daar in vele maanden niet geweest; en
geen der dienstboden, die beurtelings werden binnengeroepen, herinnerde
zich, het meisje te hebben ontmoet of gezien, geen hunner heugde het,
dat zij bij afwezigheid hunner meesteresse, vergeefs was gekomen. Stom
van smarte, maar niet minder verslagen, al kwam er geen klagte over hare
lippen, leunde het blaauwbessenvrouwtje over den rug van den stoel, dien
haar Mevrouw Van ---- dadelijk had doen zetten. Als ware zij niet in
staat het lijden, waarvoor zij in den eersten oogenblik geen troost wist
te geven, langer aan te zien, staarde de laatste den tuin in, wiens
deurramen, ik vergat het te zeggen, openstonden;--zag zij onwillekeurig
den jongen tuinier de rozenstruiken opbinden die wat weelderig van
loover waren geworden, door de gloeijende Augustuszon.
"Eefje, Eefje!" kreet de moeder. Want de natuur brak de banden der
onderwerping, waartoe zij getracht had haar gemoed te stemmen, en de
smart, die uit den toon der woorden sprak, drong der aanzienlijke vrouw
door merg en been.
En toch gaf zij er niet fluks antwoord op; toch bleef zij den tuin
instaren: de jongman bij de rozenstruiken had opgezien bij den kreet van
vrouw Hendriksz, opgezien met meer aandoening, dan louter het noemen van
eenen naam scheen te kunnen wekken.
"Ik zal naar het gasthuis gaan, en hooren of zij gestorven is," voer de
jammerende moeder voort.
"Wacht, vrouw Hendriksz, wacht!" fluisterde de vrouw des huizes, zonder
naar de verslagene om te zien: de jongman die het tweede woord even goed
had verstaan als het eerste, was van zins geweest binnen te komen, en
had zijns ondanks, naar het scheen, twee stappen naar de tuinkamer
gedaan. Immers toen had hij zich bedacht; thans scheen hij weer louter
oog en hand voor de rozenstruiken. Mevrouw Van ---- aarzelde een omzien,
eer zij het ijlings genomen besluit gevolg gaf; een omzien vreesde zij,
z
|