vennootschap zou worden opgerigt,--die kostbare
liefhebberij onzer dagen.--Waar zijn intusschen de klerken gebleven,
welke voor hem op die krukjes zaten, en die niet allen jonge heeren
waren, rijk genoeg aan geld en geduld, om eene benoeming tot notaris te
huis af te wachten,--nadat zij ongeveer alles van de praktijk hadden
geleerd, uitgezonderd de beste praktijk, van alle, die--om met menschen
om te gaan. Waar ze gebleven zijn? Jan Borliut heeft voor hen gezorgd.
Hij onderscheidt weldra, wie hunner het lot eersten bediende, wie tot
notaris op een dorp het al dan niet brengen kan,--en wat zou hij er
tegen hebben, dat de stakkers, welke dit niet kunnen, dat zij vrijen en
trouwen, mits men hem maar niet met de zorg voor hun onderhoud en dat
hunner kinderen belaste? Door zijne velerlei relatien valt er ligt een
baantje op te sporen; niet heel voordeelig, niet weergaloos vet, maar
toch mooi genoeg voor een' jongen, die al heel blij was, dat hij op eene
kruk zat. Hoe dan ook, hij plaatst ze. En, schoone evenredigheid
tusschen middel en doel! de burgerknaap, die aan hem verpligt is, dat
hij zijn Maartje of zijn Grietje heeft kunnen huwen, dat hij een klein
ambtje, een' post bij den gouverneur of op het stadhuis heeft gekregen,
hij is hem zijn leven lang dankbaar en vereert hem niet zelden als een'
vader. We kennen een' notaris, die niet weet hoe dikwijls hij gezegend
wordt, door menig' "sukkel van een vent," dien zijn invloed aan de
Nederlandsche Bank of aan het Grootboek der Nationale Schuld heeft
geholpen. Hij is schalk genoeg, om "wanneer er weer een geborgen is,"
zoo dikwijls hij een' der directeuren of ambtenaren dier inrigtingen
ontmoet, deze te plagen met de klagt; "dat zij hem ook al zijne ezels
afnemen!" Waarom zouden wij hem die scherts niet gunnen, gepaard als zij
gaat met waarachtige humaniteit des harten, die bovendien voorkomt, dat
uit zijne school de bent der zaakwaarnemers gerecruteerd wordt?
Stil,--we zijn reeds te uitvoerig geweest over eene wereld zoo wel
afgerond als deze, en welke ons onderwerp eigenlijk vreemd is, sedert
het proza ontslagen is van den boei van Jan Borliut.
Tot onze eigenlijke kantoorbedienden, als gij wilt. Ziet ge dat paar in
de binnenkamer, van den tweedehands koopman? Staaf, de jongste, is een
burgermanskind, in de hedendaagsche beteekenis van het woord, nu
fruitvrouwen en schoorsteenvegers ook al burgerlui zijn, och ja!
Rivers--de tweede--is een ordentelijke jongen, wiens ouders "aa
|