FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62  
63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   >>   >|  
ij den Haag" (ik ben nooit in Gelderland geweest, Mevrouw!) "daar beleeft men plezier aan de bloemisterij en aan de broeikassen; onze stadstuinen zijn maar kerkhofjes," (het is de waarheid, Mevrouw!); "wat zeg je ervan, Eefje! als ik eens bij een groot heerschap mijn eigen huisje had, zou je er met mij in willen wonen?"--"Malligheid, Wouter!" mogt ze zoo zeggen, maar ik gaf haar een zoen, die klonk als een klok ... doch ik vergat tot wie ik spreke--" Er school te veel poezij in die schets, dan dat het hart eener vrouw haar niet mee zou hebben gevoeld, "En evenwel," zei Mevrouw Van ----, "en evenwel is zij verleid."-- "Omdat ze mooi was, meende ze zoowel mevrouw te kunnen worden, als menige andere--och die opschik!--schoon ik soms tot mij zelve zegge, dat zij nooit naar hem zou hebben geluisterd, als zij mij had liefgehad, zooals ik haar. En dan weer spijt het mij, spijt het mij, of ik er gek van worden zal, dat ik mijne vuisten voor me hield, toen ik zag, dat hij zijn' arm om hare middel had geslagen! Afranselen is alles, wat wij kunnen, wat wij mogen, als zoo'n wulp zich aan onze zuster of ons meisje vergrijpt! Waarom ik het niet deed? ik zal het u zeggen, in de schemering was ik hun op zij eer zij het wisten. "Eefje! heeft hij je aangerand?" vroeg ik, en hief mijne hand al op, "Neen, Wouter! neen," zei ze. "Wat meen je, maat?" vroeg de wulp. "Ik weet wat ik zag, kwajongen!" gromde ik. Hij ging zijns weegs--dat ik hem liet gaan!--Doch ik dacht meer aan Eefje, die naast me staan bleef, maar geen woord sprak. "Eefje!" zei ik ten leste, "wat wou--?" "Hij vroeg me naar eene jonge jufvrouw, die bij ons logeert." "Lieg niet, Eefje!" bad ik haar; "mooije kleeren kan ik je niet geven, maar een goed man zou je aan Wouter gehad hebben, en dat is meer dan die lichtmis me kan nazeggen." --"Lichtmis! een jonge heer, die bij ons aan huis komt!" was al haar antwoord, als achtte zij het niet waard, mijne verdenking verder te weerleggen,--ik geloofde, dat ik had misgezien."-- En Wouter hield een oogenblik op; de vrouw des huizes was aangedaan; zij dacht niet aan het belagchelijke, dat men in bedrogen minnaars pleegt te zien; zij dacht er slechts aan, welke een harte Eefje gekrenkt had, ten prijs van haar eigen verderf. "O, dat die oogen liegen konden!" besloot de jongman. Een smartelijke gil, der oude vrouw ontsnapt, getuigde, dat zij het gesprek maar al te wel had verstaan. "Moedertje! ik zeg je, dat Eefje leeft!" "Maa
PREV.   NEXT  
|<   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62  
63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   >>   >|  



Top keywords:

Wouter

 

Mevrouw

 

hebben

 

kunnen

 

worden

 

evenwel

 

zeggen

 

mooije

 
kleeren
 

jufvrouw


logeert

 

gromde

 
kwajongen
 
verdenking
 

liegen

 

konden

 

besloot

 

jongman

 

verderf

 

gekrenkt


smartelijke
 

verstaan

 

Moedertje

 
gesprek
 

getuigde

 

ontsnapt

 

slechts

 

antwoord

 

achtte

 

Lichtmis


nazeggen

 

lichtmis

 

verder

 
belagchelijke
 

aangedaan

 
bedrogen
 

minnaars

 
pleegt
 
huizes
 

weerleggen


geloofde
 

misgezien

 
oogenblik
 

vergat

 

Malligheid

 

spreke

 

gevoeld

 

schets

 
school
 

poezij