ilde, knikte
hij van ja. Die worden opgezocht en aan de voeten getrokken. Maccus
prees de kappen, hij roemde de schoenen. De schoenmaker, inwendig blij,
zong 't lofliedje met hem mee, hopend op een hoogeren prijs wanneer den
klant de koop zoo goed beviel. Zoo waren ze reeds met elkander op een
vrij gemeenzamen voet geraakt. Daarop zei Maccus: "Zeg ereis eerlijk: is
't je nooit gebeurd dat, wanneer je iemand zoo met kappen en laarzen
voor een tocht hadt uitgerust, zooals gij 't mij nu gedaan hebt, dat hij
er dan van door ging, zonder je te betalen?" "Nooit," was 't antwoord.
"Maar als 't nu soms eens gebeurde, wat zou je dan doen?" "'k Zou hem
hard achterna loopen," zei de schoenmaker. Toen zei Maccus: "Zeg je dat
in ernst of in scherts?" "In vollen ernst," zei de ander, "en ik zou 't
ook werkelijk doen." "Ik wil 't eens probeeren," zei Maccus. "Kijk ik
loop weg: 't gaat om de schoenen! Zet mij nu na!" En tegelijk zette hij
't op een loopen. De schoenmaker hem achterna zoo hard hij kon, al
roepend: "houdt den dief, houdt den dief!" Toen op dat geroep de burgers
overal uit hun woningen voor den dag kwamen, wist Maccus hen door 't
volgend leugentje te beletten hem tegen te houden. Hij riep hun namelijk
toe: "Niemand mag ons in onzen loop tegenhouden: we loopen om 't hardst
om een ton bier." En zoo keken de burgers bij den wedloop toe, zonder
dien te storen. Ze vermoedden echter dat de schoenmaker zijn roep
aanhief uit list, om daardoor een kansje te krijgen 't van den ander te
winnen. Eindelijk moest onze schoenmaker het opgeven; bezweet en buiten
adem keerde hij naar huis terug. Maccus had den prijs
gewonnen.--HENDRIK: Die Maccus is wel den schoenmaker ontloopen, maar
niet den dief.--JAN: Hoe zoo?--HENDRIK: Omdat hij den dief in zijn eigen
persoon bij zich hield.--JAN: Misschien had hij op dat oogenblik geen
contanten en heeft hij 't geld later wel betaald.--HENDRIK: Maar daar
was toch grond om een gerechtelijken eisch tegen hem in te
stellen.--JAN: Die _is_ ook later ingesteld. Maar toen had Maccus al
eenige kennissen onder de overheden.--HENDRIK: En waarmee kwam Maccus
voor den dag?--JAN: Waarmee? Vraag je dat nog? in een zaak zoo licht te
winnen? De eischer liep grooter gevaar dan de beschuldigde.--HENDRIK:
Hoe dat zoo?--JAN: Omdat hij hem van laster beschuldigde en de wet op
hem wilde toepassen die voorschrijft, dat iemand die een ander iets
aanwrijft wat hij niet bewijzen kan, dezelfde straf moet lijden die de
beschul
|