dan kaas, het besluit van elken maaltijd?--JACOB: En
was dat nu zoo dagelijks het diner?--GILBERT: Dat scheelt niet veel,
behalve dat 't maal wel eens _iets_ royaler was, wanneer Mercurius hem
op een dag eens wat gunstig gezind was geweest.--JACOB: Wat kwam er
dan?--GILBERT: Dan liet hij wel eens voor eenige centen een paar trossen
versche druiven koopen. Daarmee maakte hij dan 't geheele gezin
blij.--JACOB: Dat kan haast wel niet anders.--GILBERT: Ja, maar wel te
verstaan alleen in den tijd dat de druiven 't goedkoopst zijn.--JACOB:
Dus buiten den herfsttijd was hij zoo verkwistend niet?--GILBERT: Ja
zeker wel. Er zijn daar in die stad varenslui die een soort van kleine
mosselen opvisschen, voornamelijk bij de riolen. Onder een eigenaardig
geroep venten ze hun waar rond. Soms liet hij van deze kooplui wel eens
voor een dubbeltje mosselen koopen. Dan zou je gezegd hebben dat er in
dat huis een bruiloftsfeest gevierd werd; want er moest vuur aangemaakt
worden om de mosselen te koken,--al moest 't dan ook heel snel in zijn
werk gaan. En die schotel diende dan na de kaas als dessert.--JACOB: Een
vreemd soort van nagerecht! Maar kwam er nooit vleesch of visch op
tafel?--GILBERT: Ten gevolge van mijn klachten en aanmerkingen werd 't
een beetje royaler. Maar als hij eens echt den smuller wilde uithangen,
dan was de volgorde der gerechten ongeveer deze.--JACOB: Daar ben ik
benieuwd naar.--GILBERT: In de eerste plaats werd er dan een soepje
gegeven dat ze daar, 'k weet niet waarom, een "meidensoepje"
noemen.--JACOB: 't Zal zeker een heel krachtige soep wezen.--GILBERT:
Met de volgende ingredienten toebereid: een pot vol water wordt op 't
vuur gezet; daarin worden eenige brokken koeienkaas gegooid, zoo hard
als steen, want je hebt een bijl noodig om ze klein te krijgen. Wanneer
die stukken door de warmte van het water langzamerhand oplossen, geven
ze aan het water een kleurtje, zoodat 't niet meer zuiver water kan
heeten: dat soepje dient om de maag te praepareeren.--JACOB: 't Lijkt
wel varkenskost.--GILBERT: In de tweede plaats komt op tafel een stukje
vleesch van den buik van een oude koe, al een veertien dagen geleden
gebraden.--JACOB: Erg frisch ruikt dat zeker niet meer.--GILBERT: Dat
kun-je denken. Maar daar is wel een middeltje tegen.--JACOB:
Welk?--GILBERT: Ik wil 't je wel zeggen, maar ik ben bang dat je 't zult
gaan navolgen.--JACOB: Natuurlijk.--GILBERT: Ze klutsen een ei in warm
water. Met dat sopje begieten zij het v
|